Integratie en uitzondering

Pieter Wisse

Een eufemisme is het gebruik van een woord of van een hele uitdrukking om iets mooier voor te stellen. Als we iemand niet nodeloos willen kwetsen, bijvoorbeeld, poetsen we met onze taal de communicatie op. Daar is meestal niets mis mee. Het is echter gevaarlijk indien eufemismen als bedekking van reële bedreigingen ingezet worden. Waarmee we rekening hadden moeten houden, komt dan als een ernstige verrassing. Dikwijls is het te laat om een crisis te vermijden. Het grootste gevaar bestaat wanneer we onze eufemismen zelfs niet (meer) beseffen; de kop is geheel in het zand verankerd.

Het woordgebruik 'uitzondering' vind ik vaak een eufemisme van het gevaarlijke soort. Slechte ontwerpers hebben er een handje van om lastige aspecten onder de noemer van uitzonderingen te parkeren. Zo van, daar kijken we later naar. Van dat uitstel komt echter afstel. Zodoende is hun ontwerp gebaseerd op een steriele kijk op de werkelijkheid. Het gerealiseerde informatiesysteem, of wat dan ook, blijkt niet te voldoen. De etikettering als uitzonderingen heeft bedoelde gebeurtenissen e.d. immers niet weggetoverd. Ze blijven werkelijkheid. Daarom moet òf het informatiesysteem alsnog aangepast worden òf de behandeling van de zogenaamde uitzonderingen vergt parallelle voorzieningen. Het eerste lukt vrijwel nooit netjes want incorporatie van de uitzonderingen is geen kwestie van kosmetica. Het zit er dan dik in dat alles heroverwogen moet worden. Dat moet bij grove nalatigheid zelfs inclusief de uitgangspunten voor het ontwerp gebeuren. Alles, dus. Maar ja, dat is ook weer zoiets. Wie geeft toe, dat hij eigenlijk helemaal mis zat? Het antwoord is helaas duidelijk. Slechte ontwerpers zijn niet zomaar slecht. Zulke aanpassingen blijven oppervlakkig. En daarom lukt het dus nooit netjes.

Het tweede alternatief is evenmin aantrekkelijk. Dat is de gescheiden behandeling van de uitzonderingen. Het bezwaar ertegen is dat er ongetwijfeld behoefte was aan geïntegreerder procesverloop inclusief informatie. Met aparte voorzieningen is zo'n doel echter verder weg dan ooit.

Wat u hopelijk erkent, is dat we in de ellende en aanvullende problemen van non-oplossingen kunnen verdwalen wanneer we de serieuze betekenis van het woord 'uitzondering' negeren. Ik pleit er voor om verschijnselen die we geneigd zijn een uitzondering te noemen, allereerst als signaal op te vatten om ons werkelijksheidsmodel danwel ontwerpmodel te toetsen. Daarbij hoort de vraag of dergelijke verschijnselen in een geïntegreerde visie thuishoren. Overigens beslist de ontwerper daarover niet alleen. Allerlei betrokkenen zullen er iets over moeten zeggen. Wat omvat de gewenste integratie eigenlijk concreet? Gaat het om meervoudige toepassing van hetzelfde produktiemiddel? Of wenst de opdrachtgever (slechts) een rapportage van uiteenlopende activiteiten onder één noemer?

Wanneer er relevante aspecten van integratie geïdentificeerd zijn, moet de bijbehorende kijk in het ontwerpmodel opgenomen worden. Daarmee is, wat eerst als uitzondering bestempeld werd, als zodanig verdwenen. Dankzij aanpassing van het model, gelden dergelijke verschijnselen voortaan óók als regulier.

Vaak zijn er geen lonende redenen te verzinnen voor synthese van een bepaald verschijnsel met andere. In zo'n geval zijn aparte voorzieningen niet alleen gerechtvaardigd, maar stellig beter. Ten opzichte van verschijnselen waarvoor de ontwerper wèl een samenhangend model hanteert, is er nu reëel sprake van een uitzondering.

Het kenmerkt de goede ontwerper dat hij zó omspringt met woorden als integratie en uitzondering. Het komt er dus altijd op neer wat u wilt. Dáárvan moet u natuurlijk een geïntegreerd model hanteren zònder uitzonderingen, snapt u?

 

© 1993, webeditie 2001.
Eerder verschenen in: Informatie, jaargang 36, 1994, nr 1, De informatie-architect (Kluwer Bedrijfswetenschappen, 1995) en Informatiekundige ontwerpleer (Ten Hagen Stam, 1999).