7 Ethiek

Pieter Wisse

Dit is een hoofdstuk uit Informatiekundige Ontwerpleer, in 1999 verschenen in boekvorm bij Ten Hagen Stam.

 

 

 

Ik ben over het subject begonnen met opmerkingen dat het zich aan zijn milieu aanpast. Wie subject en milieu echter blijvend gescheiden van elkaar ervaart, trekt gauw conclusies die ik als lichtvaardig, vals en gevaarlijk wil bestempelen. Want het idee van een zich-aanpassend subject stelt dat subject centraal. Als doel geldt, met andere woorden, de continuïteit van het subject. Daarvoor staat hem zijn milieu als middel ter beschikking. Dus, het subject is gerechtvaardigd om zijn milieu te exploiteren.

De simulatie verloopt radicaal ànders indien het model luidt dat het subject onlosmakelijk deel uitmaakt van zijn milieu. Dat het beide ecologische aspecten zijn. Daaruit volgt dat continuïteit van het milieu de voorwaarde is voor het overleven van het subject. In plaats van een exploiterende tegenstelling is er sprake van integratie.

Het subject is geïntegreerd in zijn milieu. Aanpassingen zijn dus geen veranderingen van het subject in een onveranderlijk milieu of veranderingen van het milieu onder invloed van een onveranderlijk subject. Zowel subject, als milieu veranderen. Zij kunnen elkaar slechts exploiteren voor zover zij elkaar voeden. Hun gemeenschappelijke continuïteit wordt door zulk dynamisch evenwicht gekenmerkt.

Zodra eenzijdige exploitatie overheerst, gaat met de andere partij in de integrale relatie tegelijk de eigen partij verloren. Voor handhaving van evenwicht is het daarom voor een subject, dat zijn eigen identiteit stèlt, nodig om naast die eigen identiteit tevens een identiteit toe te kennen aan het milieu dat hem omvat.

Het eenzijdig exploiterende subject doet dat niet. Het leeft van het ene wegwerpmilieu naar het volgende. Inderdaad, dat zijn evenzovele modes. Zijn exploiterend gedrag kan het subject voortzetten zolang er milieus voorhanden zijn. Toch overheerst zo´n subject zijn milieu nooit permanent. Dat is altijd opnieuw zijn mislukking. Het eenzijdig subject werpt het ene milieu weg, nadat het òp is, en vervangt het door een volgend dat hij exploiteert zonder wederdienst, zonder voortgaande relatie in een dynamisch evenwicht.

De ontwerper exploiteert natuurlijk ook. Stel gemakshalve dat hij slechts honorarium aan zijn milieu onttrekt. Wat doet hij daar voor terug?

Voordat ik op zo'n vraag inga, wil ik differentiëren naar het tijdaspect van de betrokkenheid van de ontwerper. Ik zei al dat ieder subject feitelijk ontwerper is. Dat heeft te maken met modellen en simulatie door het kenvermogen. De meeste mensen oefenen hun ontwerper-zijn uit in milieus waarin zij langdurig verkeren. Vanwege de min of meer permanente betrokkenheid en het langduriger evenwicht tussen subject en milieu dat erbij hoort, noem ik zulke mensen geen ontwerpers. Ik voeg er in elk geval niet het woord professioneel aan toe.

Ik reserveer de aanduiding professionele ontwerper, dus naast het universele ontwerper-zijn als aspect van àlle subjecten, voor mensen die veel tijdelijker in een bepaald milieu verkeren. Al dan niet voor geld zetten zij zich vooral met hun kenvermogen in om dat milieu te veranderen.1

Om verschillende redenen horen professionele ontwerpers wel èn niet bij dat milieu waarin zij treden. In elk geval hoorden zij er oorspronkelijk niet bij; zij zijn er eerder niet thuis. Maar zodra zij er wèl deel van uitmaken, is er een radicale verschuiving van betrokkenheid. De ontwerper ziet het als zijn taak om dat milieu te veranderen. Naarmate dat lukt, en hoe groter de verandering, is juist het gewijzigde milieu de creatie van de ontwerper en dus wèl het zijne. Meestal nog vóórdat het àf is, neemt de ontwerper alweer afscheid. Maar zolang hij erin verkeert, hoort de ontwerper erbij.

Gelet op zijn vluchtige betrokkenheid, loopt de ontwerper extra gevaar om modes te creëren. Als hij dat doet, exploiteert hij eenzijdig zijn tijdelijke milieus.

De wederdienst van de ontwerper moet daarentegen altijd een bijdrage aan de ontwikkeling van een milieu zijn dat vooruit kan. Ik beschouw vooruitgang dan vooral als iets dat erop wijst dat er tijd verstrijkt. Dankzij vooruitgang bestaat gemeenschappelijke continuïteit van subject in milieu. De ontwerper helpt àndere subjecten om hun milieus te ontwikkelen. Als hij dat verantwoord en dus goed doet, moet hij er in termen van exploitatie zeker iets voor verdienen.

Veel van de wereld is inmiddels door mensen ontworpen. Mijn criterium voor kwaliteit van de ontwerper is vooral dat zijn klanten gaarne in de resulterende milieus verblijven.

Ik denk vaak dat het beter kan ... en moet. De slachtoffers zijn de klanten die niet beter weten, die misschien ook wel zó geconditioneerd zijn in eerdere milieus dat ze niet beter wìllen weten. Zulke mensen aanvaarden milieus waaruit de ontwerper meteen vlucht. Wie niet begrijpt wat voor milieu hij helpt vormen, verdient het niet ontwerper te zijn.

Ik herhaal dat zijn tijdelijke betrokkenheid de ontwerper ertoe kan verleiden het niet zo nauw met kwaliteit te nemen. Hij is toch wèg, is het niet, als veranderingen zover (niet) gevorderd zijn dat consequenties merkbaar zijn? Wat kan hem gebeuren? Hij moet zien dat hij juridisch niet aansprakelijk gesteld kan worden. Daarmee is de kous toch àf?

Het is zeker zo dat een ontwerper de continuïteit van zijn eigen bestaan in gevaar brengt door slechte kwaliteit te leveren. Als de ene klant de dupe geworden is, zal hij de ontwerper niet van harte aanbevelen. Ik ben echter bang dat negatieve publiciteit niet (meer) genoeg is om een slechte ontwerper uit de markt te drukken. Daarvoor is communicatie in de volle wereld te verstoord geraakt.

Het is en blijft daarom een zaak van de ontwerper zèlf om ethisch te handelen met zijn dilemma van tijdelijke betrokkenheid. Ik vind dat juist de ontwerper die tijdelijkheid moet compenseren. Bij wat hij ontwerpt, moet hij nadrukkelijk simuleren dat hijzèlf óók in het veranderd milieu blijft. Dat is de voornaamste strategie voor passende kwaliteit.

Als een ontwerper zo handelt, komt voor het dilemma van zijn tijdelijke betrokkenheid gauw een ander dilemma in de plaats. Want als de professionele ontwerper als het ware voor zichzèlf ontwerpt, neemt hij meestal geen genoegen met bijvoorbeeld louter kosmetische veranderingen. Het is echter de vraag of hij ruimte krijgt voor èchte kwaliteit. Als dat niet evident is, moet de ontwerper allereerst een veranderingsproces ontwerpen en laten doorlopen om die kwaliteitsruimte te verzekeren. De grootste kans van slagen heeft de ontwerper, als hij vertrouwen stelt in de mensen met wie hij werkt. Zodra er zich een gelegenheid voordoet, moet hij zijn dilemma´s en ideeën voor keuzes openlijk delen.2 Als dat lukt, is meteen hechte samenwerking ontstaan. En als zulke openheid mìslukt, was het veranderingsproces verder toch niets geworden.

Waarom vind ik informatie nu zo fascinerend? Dat is omdat zo'n tweede dilemma, dat van de toegestane kwaliteitsruimte, mooie oplossingen kent. Kijk, een hamer is een gereedschap. Voor zulke artefacten geldt doorgaans dat méér eigenschappen ook méér geld, tijd en inspanningen kosten om te realiseren.

Ik denk dat gereedschap voor informatievoorziening fundamenteel ànders is. Ook in een hamer zit natuurlijk een groot aandeel van ontwerp. Bij informatievoorziening is dat aandeel mi zo groot, dat méér eigenschappen vaak minder kosten en inspanningen vergen. Dat lukt via abstractie. De uitdaging van een complex milieu noodzaakt het subject tot modellen met omvattender objecten. Dat vereenvoudigt echter de structuur van het model. De keerzijde is dat de gebruiker van het flexibeler gereedschap ermee moet kunnen omgaan. Dat vergt op zijn beurt oefening. Qua kosten gaat het dan om het saldo.

Een reële vergelijking houdt rekening met wat een geoefende gebruiker met flexibel gereedschap ook in de verdere toekomst allemaal extra kan.

Houdt die oefening van de gebruiker geen volgend dilemma in? Ja, vaak wel. Dan is allereerst een veranderingsproces nodig om zo iemand op die oefeningen vóór te bereiden. Het komt er allemaal op neer dat de verantwoordelijke ontwerper het milieu in de relevante totaliteit moet proberen te begrijpen. Het idee van een permanent verblijf moet daarbij leidraad zijn tijdens zijn tijdelijke betrokkenheid. Zie eveneens in hoofdstuk 5, Objecten, enkele opmerkingen over de ontwerper als buiten- èn binnenstaander.

Een handeling is invloed op de wereld. Zo heeft elke handeling een ethisch aspect. Ik merkte al op dat het vooral voor de ontwerper ònmogelijk is om niet-ethisch te handelen. Wie zich eraan probeert te onttrekken, hanteert daarom mi een volstrekt verkeerde ethiek.

Er was een tijd dat het woord specialist een goede klank had. Ik hanteer geen voordeel van twijfel. Een specialist verbergt zich meestal achter een onuitgesproken uitgangspunt. Vandaar begint zijn, meestal eveneens onuitgesproken rationalisatie. Dat wekt geen vertrouwen bij wie begrijpt dat zijn milieu complexer is.

Hun rationalisatie zetten specialisten oa in om hun praktijk van dienstverlening voort te zetten. Het is immers een manier om in het eigen bestaan te voorzien. De verantwoordelijkheid van de specialist-annex-ontwerper strekt echter verder.3 Haar context, dat wil zeggen van de ontwerpers verantwoordelijkheid, is het milieu van de zgn klant waarvan de specialist/ontwerper voor de duur van zijn verrichting deel uitmaakt. Het is niet andersom. Het is eerder praktisch dat ik mijn tandarts bezoek. Ik begrijp dat hij zijn instrumentarium niet, zoals de kwakzalver vroeger wèl deed, overal mee naartoe kan slepen. Ik ben dus beter èn goedkoper uit als ik de moeite neem naar zijn vaste praktijkruimte te gaan. Maar het is beslist niet zo dat mijn tandarts er als specialist een absoluut rècht op heeft dat ik de reis onderneem en vervolgens vaak tamelijk lang moet wachten.

Komt mijn verhaal over ethiek erop neer dat de ontwerper eigenlijk het milieu grenzeloos moet zien? Nee, dat werkt niet. Hier manifesteert zich één van de voornaamste keuzes van de ontwerper. Hij moet het milieu ruim genoeg kiezen om geen brokken voor de overige betrokkenen te maken. Maar dat milieu mag ook weer zó ruim zijn dat zijn invloed niet werkzaam is. De meeste ontwerpers kunnen de hele wereld niet veranderen. Dan is het zinloos dat te ondernemen. Er is in kleinere milieus genoeg te doen. Maar, inderdaad, een omvattender visie is toch altijd nodig om brokken zoveel mogelijk te vermijden. Een ijverige ontwerper zonder totaal wereldbeeld is een blind gevaar.

 

 

 

noten

1. Zie noot 10 in hoofdstuk 4, Ontwerper. Aan mijn beschrijving van een professionele ontwerper voeg ik hier die dimensie van tijdelijke betrokkenheid toe. De uiterste grens voor die tijdsduur is door de dood van het subject bepaald. Zo lang kan tijdelijk voor een professionele ontwerper dus eventueel duren. Dan is er sprake van een levenswerk.
2. Ik herinner eraan dat ik zoiets aan het einde van het Voorwoord gedaan heb. Daar staat: "Dit voorwoord vind ik [voor zulke raad] de juiste plaats."
3. Banks McDowell gaf aan zijn boek Ethical Conduct and the Professional's Dilemma een sprekende ondertitel mee: choosing between service and succes. Heel amerikaans stelt McDowell succes gelijk aan geld en status. Voor hem blijft daarmee het dilemma in essentie bestaan. Dat leidt tot zekere aanbevelingen in de sfeer van beroepsverenigingen en controleerbaarheid. Ikzelf zie daar principieel niets in. De verantwoordelijke ontwerper definieert zijn succes anders, dat wil zeggen niet strijdig met exploitatie. Natuurlijk gaat het hem óók om geld en status, maar toch vooral als middel voor kwaliteit en, als het dan moet, voor de buren, zelfs als bevestiging van kwaliteit. Het gaat om de matigheid in een evenwicht.
Een beroepsvereniging vind ik sowieso een versterking van het rationaliserende gedrag van specialisten. De professionele ontwerper moet juist geconfronteerd zijn en blijven met zijn eigen keuzes. Hij zoekt ze zo bewust mogelijk op, en dat is uiteindelijk altijd alleen. De ontwerper moet een anarchist zijn in de zin van die gedwongen liefde voor vrijheid. Die weg leidt naar betrokkenheid. Ik heb al enkele keren genoemd dat de ontwerper een existentialist is. Hij is gebonden door zijn ethische autonomie. Dat is een luxe; ik besef dat er voorwaarden voor nodig zijn. Als die voorwaarden er nog niet zijn, moet de ontwerper proberen ze realiseren, al is het maar voor een gedeelte van zijn tijd. Anders is kwaliteit onbereikbaar.
Hoe zit het met opleidingen? Kan een beroepsvereniging daar geen nuttige rol in spelen? Ja, maar als dat de enige overblijvende rol is, waarom zou daarvoor zo'n vereniging blijven bestaan? De vereniging voorkomt dat de specialist/ontwerper zich identificeert met de milieus waarin hij gaat verkeren omdat zij de bescherming biedt van permanentere identificatie met een zgn beroep. Dat beoordeel ik als negatief. Een beroepsvereniging vind ik pas weer levensvatbaar als zij uit verantwoordelijke individualisten bestaat.
Voor informatiekundige ontwerpers bestaan gelukkig relevante voorbeelden. Zo schreef A. van Dantzig de belangwekkende bundel Psychotherapie, een vak apart over het beroep, respectievelijk de wetenschap van de psychotherapie alsmede over dilemma´s van de beroepsbeoefenaren. Dankbaar maakte ik daarvan gebruik voor mijn eigen opstel ‘Informatie-architectuur, een vak apart’ (zie aanhangsel).

 

 

 

1993-1999, webeditie 2005 © Pieter Wisse