1 Paradoxen

Pieter Wisse

Dit is een hoofdstuk uit Informatiekundige Ontwerpleer, in 1999 verschenen in boekvorm bij Ten Hagen Stam.

 

 

 

"Objectgerichtheid moet." Niemand durft zijn1 middelen voor informatievoorziening nog zonder dat etiket aan te prijzen. Vaak blijkt die eigenschap tot de verpakking beperkt. Dat leidt tot de cyclus van verwachting via mislukking naar teleurstelling.
In tegenstelling tot oppervlakkige mode biedt consistente objectgerichtheid vaak reële voordelen. De kwaliteit van informatievoorziening kan erdoor sterk verbeteren. Maar daarvoor moet vooral de informatiekundige ontwerper begrijpen wat objectgerichtheid werkelijk is.

Beperkt acht ik de opvatting dat objectgerichtheid uitsluitend programmering van — een netwerk van — computers betreft. Dit suggereert de vergelijking tussen programmeertalen of, uitgedrukt in een akelige terminologie, ontwikkelomgevingen.2 De zogenaamd bèste 'omgeving' wint op basis van criteria die doelmatigheid van ontwikkeling — en soms, als het meezit, zelfs van onderhoud — door programmeurs en machinale verwerking weerspiegelen. Maar zijn dat de meest wezenlijke criteria? Waar blijft doeltrèffendheid, zo er al van een a priori doel3 gesproken kan worden?

Het is tekenend dat juist programmatuurbedrijven (software houses) schermen met objectgerichtheid van de ontwikkelgereedschappen die zijn benutten. Zij streven primair naar hogere produktiviteit. Dat wil zeggen, hoe levert een programmeur dezelfde prestaties in minder tijd of, als het even kan, zelfs wat meer prestaties in minder tijd? Als dat lukt, zijn de commerciële marges op zulke dienstverlening verruimd. De klant profiteert even mee door een wat lagere prijs. Maar waar blijft kwaliteit van dienstverlening en van het resultaat ervan? Wat ìs kwaliteit, trouwens?

Allereerst pleit ik ervoor om enerzijds objectgerichtheid, anderzijds ontwikkelgereedschap voorlopig lòs van elkaar te zien. Uiteraard bestaat daartussen verband, maar dat is niet zo belangrijk.

Als het niet om een eigenschap van gereedschap gaat, wat is mi dan wèl wezenlijk voor objectgerichtheid? Een bondig antwoord op zo'n vraag acht ik onmogelijk. De richting waarin ik zoek,4 is dat objectgerichtheid vooral een kwestie van zgn houding is. Nu is het probleem met menselijke houding ..., precies, dat het een probleem is. En de objectgerichte houding van de ontwerper van informatievoorziening is nogeens extra problematisch. Dat komt omdat objectgerichtheid in het vlak van het ontwerpen-als-proces waarin informatie in het geding is, altijd weer een paradox stelt. Als zodanig is objectgerichtheid zelfs principieel nooit helemaal te begrijpen. Dat is niet erg ... als de ontwerper dat maar niet erg vindt. Het is al heel wat als de ontwerper dat paradoxale karakter van zijn activiteiten beseft.

Als ontwerper van dit boek ontkom ik niet aan dergelijke paradoxen.5 Ik koos ervoor ze expliciet te presenteren ipv ze te — proberen te — verbergen. Als uitgangspunten lenen zich daarvoor oordelen die aanvankelijk strikt negatief lijken. Zo staat aan het begin van dit hoofdstuk dat ik objectgerichtheid vooral als oppervlakkige mode toegepast zie. Zo´n mening kan een conclusie zijn en blijven, maar blijkt vruchtbaarder als aanzet tot problematisering. Want dankzij kritiek op de mode, en op de risico´s ervan, blijken de paradoxen van objectgerichtheid gevestigd te zijn in een stevige traditie. Dat geeft — alweer iets meer — houvast.

 

 

 

noten

1. Omwille van leesbaarheid gebruik ik voor mens(en) in het algemeen kortweg slechts de mannelijke voornaamwoorden. Ik ben daarmee in het voorwoord overigens reeds begonnen.
2. Een woord zegt veel over wie het gebruikt. Dat geldt ook voor het woord omgeving in de context van geautomatiseerde informatievoorziening. Het is een letterlijke vertaling van environment, en dat stamt uit het amerikaanse jargon van automatiseerders. Voor zulke specialisten bewegen blijkbaar ergens nullen en enen centraal. Alles wat hun bewegingen ondersteunt, heet dan omgeving. Een computer van bepaald merk en type, bijvoorbeeld, is de omgeving van een bepaald programma. En de programmeur ziet een programmeertaal blijkbaar als omgeving. Maar wat 'ontwikkelomgeving' heet, is gewoon gereedschap.
Zulke woorden zijn geadopteerd door communicatiespecialisten die marketingcampagnes opzetten Systeem, omgeving en, van recenter datum, architectuur zijn termen die volle betekenissen moeten oproepen, maar juist daardoor verschralen.
3. Dit wijst op een fundamenteel probleem waarop ik verderop in de tekst uitgebreid inga. Mijn analyse luidt dat vele veranderingsprocessen mislukken omdat er in een te vroeg stadium een doel geformuleerd wordt. Dat doel gaat een eigen leven leiden. Er wordt krampachtig op dóórgemikt. Maar wat als dat doel niet klopt?
Zie noot 1 in hoofdstuk 23, Consolidatie, voor opmerkingen over integratie van de activiteit van het zgn doelstellen in een omvattend proces.
4. Daarin probeer ik de ontwerpende lezer zover mee te voeren, dat hij op zijn eigen antwoord komt.
5. Hier spelen de problemen zelfs dubbel. Een boek verschaft informatie; het is — een middel voor — informatievoorziening. Dit boek in het bijzonder verschaft informatie over informatievoorziening. Het boek zelf kampt al met paradoxen, terwijl het ook nogeens paradoxen in het onderwerp moet presenteren. Logica trekt zo´n knoop slechts strakker. Daarom bedrijf ik geen bewijsvoering, maar probeer ik een beeld op te roepen. Zulke wetenschap moet zich bewust tevens van literaire middelen bedienen.
Vaihinger wijst op een (Die Philosophie des Als-Ob, p 92): "Vorurteil, das die Philosophie bis heute beherrscht: als ob logisch Widerspruchvolles wertlos sei: gerade umgekehrt, logisch widerspruchvolle Begriffe sind die wertvollsten. Alle Grundbegriffe, mit denen die sämtlichen Wissenschaften operieren, sind Fiktionen: es handelt sich nicht darum, diese Widersprüche aus ihnen — das ist ein vergebliches Unternehmen, sondern zu zeigen, dass sie trotzdem dem Denken nützlich und forderlich sind." En omdat denken in dienst staat van handelen, geldt deze opvatting tegenover paradoxen zeker voor ontwerppraktijk. Een ontwerpleer moet dat karakter niet ontkennen, maar herkennen, onderzoeken, verklaren en waar nodig versterken.

 

 

 

1993-1999, webeditie 2005 © Pieter Wisse