Hulpparadigma

Pieter Wisse

Als onzekerheid knaagt, wagen wij ons aan voorspellingen. Misschien beschikt een mens daarvoor ergens over een bewegingsleer van de werkelijkheid. Met parameters vanuit verleden en heden verkrijgen wij een idee over toekomst. Hoewel er op grond van dat idee strikt rationeel gezien meestal geen aanleiding toe is, schijnt er toch een rustgevende werking vanuit te gaan. Het knaagt even wat minder, enzovoort. De bedoeling is natuurlijk om de perfecte bewegingsleer te ontdekken. Dankzij volkomen determinisme zou onzekerheid evenzo absoluut uitgebannen zijn. Dat schijnt echter maar niet te lukken.

Met opzet heb ik hierboven de behoefte aan een bewegingsleer gekoppeld aan onzekerheid. Want het omgekeerde laat zich eveneens veronderstellen. Wie zich geheel zeker voelt, is dan de conclusie, leeft helemaal in het heden. Het resultaat komt trouwens op hetzelfde neer als het volkomen determinisme. De tijd verdwijnt als zinvol begrip.

Een mens zie ik ergens tussenin. Totaal zeker blijft hij nooit lang, en totaal onzeker evenmin. Afhankelijk van zijn toestand neigt hij dan naar een statische ofwel dynamische opvatting van de werkelijkheid. Daarbij houdt een statisch model altijd dynamische eigenschappen, en omgekeerd. De verhouding past bij de positie tussen totale zekerheid, respectievelijk onzekerheid. Vrij ver naar de kant van totale zekerheid is er een minimaal aantal objecten met bescheiden wisselwerking volgens een vast patroon. Aan de andere kant is er de vaste, minimale dynamische wet met slechts enkele variabelen.

Aan de ideeëngeschiedenis, vooral godsdiensten en wetenschappen, is de ontwikkeling te zien in opvattingen. Er was een tijd dat wetenschap vooral classificatie was. Daarna kwam het accent meer op dynamiek te liggen. De groei van (analytische) wiskunde is er uiteraard nauw mee verbonden.

Er zijn nog wetenschappers die menen dat vooruitgang ligt in verdere dynamisering van het wereldbeeld. In het Engels heet dat "the theory of everything." Andere denkers vinden inmiddels dat zij van een principiële onbepaaldheid moeten uitgaan. Zij beschouwen wetten als gereedschappen, niets meer en niets minder.

De stroming die een volgende synthese poogt, ligt voor de hand. Inderdaad zijn onze geconstrueerde wetten allemaal gereedschappen. Maar wat wij als objecten beschouwen, zijn eveneens constructies en dus ook gereedschappen. De verzoening bestaat eruit dat objecten de statische kant van de medaille vertegenwoordigen. De wetten, regels en dergelijke die hun gedrag bepalen laten de dynamische kant zien. Bijzondere aandacht met veronderstelde wetten verdienen dan de onderlinge invloeden van de veronderstelde objecten.

Vergeleken met het eerder geschetste spectrum tussen totale zekerheid en totale onzekerheid, is hier een metatheorie aan de orde. Deze theorie verklaart niet de keuze van het ene punt in kwestie. Nee, wij kunnen nu naar hartelust op dat spectrum schuiven, naar behoefte van positie veranderen.

De analytische wiskunde heb ik bestempeld als samenhangend aspect in de verandering van wereldbeeld en wetenschap van classificatie naar bewegingsleer. In het vlak van de metatheorie lijkt het erop dat er net zo´n soort hulpparadigma beschikbaar gekomen is. De kandidaat die ik ervoor voorstel is de objectgerichte benadering. Precies, u weet wel, die hulpmiddelen om betere informatievoorziening beter te realiseren. Mijn idee is dat het de moeite loont om verdere formalisatie van objectgerichtheid te onderzoeken. Het accent moet mi liggen op de vrijheid voor een passende keuze tussen statische en dynamische aspecten van de werkelijkheid. Wij moeten gereedschap steeds naar omstandigheden kunnen vormen en voegen, in de wetenschap dat toepassing van dergelijk gereedschap op zijn beurt onze verdere opvattingen (over de werkelijkheid) mede bepaalt.

Deze claim voor de objectgerichte benadering is weliswaar pretentieus, maar ik wil weleens een ballonnetje oplaten. U schiet maar, wil ik hiermee ook zeggen. Wat ik in ieder geval denk vol te kunnen houden is dat pas een filosofisch redelijk doordachte toepassing van objectgerichtheid tot goede resultaten leidt. De rest is domme mode, en leidt dus tot niets behalve verkwisting en teleurstelling. Ik hoor graag wat u ervan vindt.

 

© 1994, webeditie 2001.
Eerder gepubliceerd in: Infomatiekundige ontwerpleer (Ten Hagen Stam, 1999).