Het gevaar van methoden

Pieter Wisse

Ook voor informatievoorziening geldt: Macht der gewoonte is onmacht voor vernieuwing.

 

Uiteindelijk is het natuurlijk primitieve politiek om je eigen standpunt als absoluut geldig te verkopen. Wanneer dat zo is, dan kent vooral geautomatiseerde informatievoorziening vele van dat soort politiek actieve beroepsbeoefenaren. De valse claims van objectiviteit zijn daar immers niet van de lucht. Universeel zus, integraal zo. Wie ze poneert, zoekt naar geloofwaardigheid. En dat is op haar beurt middel voor verbetering van de (commerciële) positie, voor versterking van eigen belangen. Ik zei al, dat is machtspolitiek. Tegen dat geweld mompel ik zo nu en dan op deze eenzame bladzijde mijn opstandige opmerkingen. Ik koester trouwens niet de illusie ooit te winnen. Twijfel of nuance is geen winnaar in een concurrentieslag. Het gaat allereerst om mijn eigen plezier, met soms het genot van enige weerklank bij een lezer. Zet u schrap voor het credo van een informatiekundig ontwerper annex organisatie-ontwikkelaar!

Exemplarisch voor valse objectiviteit vind ik het begrip: methode. Maar methoden zijn helemaal niet waardenvrij, want ook elke methode is een constructie met een doel. Aldus functioneert iedere methode per definitie als drager van een waardenstelsel, te weten van wie dat doel ermee probeert te bereiken. Het probleem is dat waarden meestal impliciet blijven. Menig oorspronkelijk propagandist houdt ze zelfs actief verborgen, terwijl epigonen hun kritiek al op voorhand uitschakelen. Invloed berust dan op verhulling, zoals ook het sprookje van 'De kleren van de keizer' leert. Echter, om tot de kern van een bepaalde methode te geraken moet juist dat doelgerichte waardenstelsel blootgelegd worden.

Volgens Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, waarvan ik overigens niet de allerlaatste editie raadpleegde, maar goed, is een methode een "vaste, weldoordachte manier van handelen om [een] zeker doel te bereiken." Op het eerste gezicht is er met deze omschrijving weinig mis. Maar, gelukkig, met wat peuteren komen diverse aanknopingspunten voor kritiek beschikbaar. Neem allereerst de toevoeging "weldoordacht." Hier is mi de wens de vader van de definitie. Want in de praktijk blijken talloze methoden allesbehalve weldoordacht. Die toevoeging kan, neen, moet dus weg. Dan blijft een "vaste manier" over. Dat lijkt veel op een gewoonte, dus heb ik vervolgens onder dat lemma even in het woordenboek gekeken. Welnu, een gewoonte is een "gebruikelijke wijze van doen in de[,] of een kring der[,] maatschappij." Wat mij betreft, maakt dit methode synoniem met gewoonte. Ik vind het geen verschil dat voor een methode blijkbaar het doel als context geldt en dat voor een gewoonte de maatschappij die rol vervult.

Het rendement van een gewoonte komt voort uit doelmatigheid. Het doel staat met een gewoonte niet (meer) ter discussie. Waar het om gaat, is het bereiken van dat doel met de minste inspanningen. Dat blijft goed gaan, zolang het doel klopt. Een gewoonte pakt daarentegen verkeerd uit, zodra veranderde omstandigheden tot een ander doel nopen. Dan is nieuw gedrag nodig, dat eventueel tot een nieuwe gewoonte leidt. Maar het accent op doelmatigheid ipv doeltreffendheid maakt een gewoonte per definitie behoudend. Hetzelfde geldt dan voor de strekking van een methode. Die is óók conservatief.

Indien gedrag volgens één of andere methode dus een sterk conserverend karakter heeft, moet de politieke verkooptruc van automatiseerders extra verbazing wekken. Zij hebben met methoden àndere associaties weten te wekken; de betekenis ontwikkelde zich zelfs in tegenovergestelde richting. Hebben methoden in het vlak van geautomatiseerde informatievoorziening niet voornamelijk betrekking op realisatie van veranderingen? Als dat routinematige veranderingen zouden zijn, hoeft niemand zich nog te verbazen. Maar het gaat daar vaak om fundamentele veranderingen in complexe organisaties en processen. Met commercieel succes hebben automatiseerders vooral hun ontwikkelmethoden op die 'markt' gepositioneerd. Helaas met veranderkundige mislukkingen als bijna onvermijdelijk resultaat. Want betrokken mensen zijn tijdens zulke werkelijke vernieuwing meer gebaat bij erkenning van principiële onzekerheid. Evenzo principieel zou een methode maar blokkeren; de geruststelling van beheersbaarheid die ervan uitgaat is vals.

Dus, als een methode niets anders is dan een gewoonte — een methode is hooguit wat formeler misschien dan een gewoonte — klopt het dan nog? Neen, want werkelijke vernieuwing heeft openheid nodig van de doelstelling of, nauwkeuriger gezegd, van het stellen van het doel. Principieel. Allereerst moet doeltreffendheid gevestigd zijn, voordat optimalisatie in de zin van doelmatigheid überhaupt aan de orde is. Veràndering, werkelijke vernieuwing en een "vaste manier" sluiten elkaar uit. Iedereen die een sluitende verandermethode presenteert, vertelt dus onzin.

Dit wil niet zeggen dat er geen methoden kunnen zijn om, bijvoorbeeld, tot identificatie van een nieuw doel te komen. Die zijn er wel, maar verschaffen nooit de waarborg dàt er een nieuw, 'doeltreffend' doel uitkomt. Wat de methode danwel gewoonte bevordert, is op z'n best concentratie op het doel-als-middel om een nieuw doel te formuleren.

Jammer genoeg presenteren automatiseerders hun methoden nog vaak als zgn gesloten systemen, dat wil zeggen als waarborg voor succes. Waar een wezenlijke verandering onontkomelijk is, waar onzekerheid vooralsnog aanhoudt, moeten methoden echter principieel open gehanteerd worden. Concreet betekent dat: vrijheid voor het stellen van het doel. Zonder zulke vrijheid blijft het eerdere doel intact. De methode, gepresenteerd als hèt middel voor beheersbare verandering, verhult zodoende haar inhaerente conservatisme. Onder het mom van de methoden worden dan veranderingen gerealiseerd die, vaak pas nadat ze onomkeerbaar zijn, helemaal niet stroken met eigen bedoelingen. Een methode waarin een ongewenst doel verborgen steekt, kan een situatie totaal ontwrichten. Dat kan zover gaan dat een organisatie eraan kapot gaat, om over betrokken mensen maar niet te spreken. Ik houd niet van zulke politiek.

 

© 1996, webeditie 2001.
Eerder verschenen in: Informatie Management, 1996, nr 8/9.