Graag of Niet

PieterWisse

Er zijn genoeg mensen helemaal niet in voetbal geïnteresseerd. Toch heeft bijna iedere Nederlander gevolgd dat het nationale elftal zich plaatste voor de eindronden van het Wereldkampioenschap in 1994. De interesse werd mede gevoed doordat langs de kant van het speelveld voortdurend de vraag broeide van "Doet ie het wel, of niet?" De zaak groeide tot culturele proporties met algemene strekking. En toen meneer Cruijff definitief niet meer als coach in aanmerking kwam, haastten talloze commentatoren zich met publicatie van hun zienswijze. Alleen al in mijn avondblad scoorde ik een lange reeks artikelen. Een socioloog zou prima op een analyse van de opschudding kunnen promoveren.

Zelf heb ik lang geaarzeld. Maar omdat ik mijzelf als columnist uiterst serieus neem, kan ik me er evenmin aan onttrekken. Dus doe ik over Cruijff eveneens mijn duit in het zakje. Wat opdoemde, was de vraag wat ik er als informatie- en organisatiekundige zinvol over kon zeggen. Welnu, dat probleem was vervolgens snel uit de weg. Want waarom moet een column zinvol zijn? Is het niet juist serieus de bedoeling om met een gezonde dosis onzin aandacht te trekken? Ja, dat dacht ik ook. En ziedaar, dat is meteen een prachtige aanzet. Luister maar eens geconcentreerd naar een vraaggesprek met Cruijff. Die zijn er ook genoeg te zien. Er is volgens regels van formele logica geen touw aan vast te knopen. De man drukt zich weliswaar met woorden uit, maar wie naar hun samenhang zoekt en er een retorische conclusie aan wil verbinden, spant zich tevergeefs in. Met andere woorden, waar Cruijff in slaagt, is dat hij met onzin aandacht trekt. Zijn succes is inderdaad onbetwistbaar. Maar is die aandacht wel het resultaat waarop Cruijff mikt?

Voor mij is er maar één conclusie mogelijk. Het gesproken woord is, zachtjes uitgedrukt, niet zijn optimale medium. Cruijff kan domweg niet over voetbal praten. De reden ervoor is heel, heel erg simpel. Want hij ìs voetbal. En voetbal zèlf is van een andere orde dan het praten erover. Met iemand zoals Cruijff moet je dus niet over voetbal willen praten. Je moet hem láten voetballen. En nu hij zelf niet meer meespeelt, herstel, niet meer wìl meespelen want hij kan het volgens mij nog als de beste, moet je hem laten coachen. Zodra het op praten aankomt, voelt Cruijff zich gedwongen tot een spel dat hij niet totaal beheerst. Sterker nog, hij is er zelfs puur slecht in. Dus, de man raakt in opperste verwarring. Ter verdediging gaat hij in de aanval. De mislukking komt vervolgens op taalkundig anders ontwikkelde mensen over als wartaal. De fout ligt echter bij de vragensteller. Slechts met voetbal krijgt hij een volstrekt logisch antwoord van Cruijff. Al het andere is louter opschudding en leidt àf van èchte resultaten. Als je het mij vraagt, is Cruijff ook helemaal niet gelukkig met al die opschudding. Hij mist echter het vermogen, en m.i. volstrekt begrijpelijk, om in woorden te schetsen wie hijzelf en dus wat voetbal ìs. Maar als hij zijn mond houdt, blijven de oningewijden hem talig achtervolgen. En zodra hij spreekt, kunnen zijn woorden evenmin bekoren. Het noodlot van Cruijff is dat besluitvorming over zijn benoeming als speler, coach of noem maar op wat hij allemaal met voetbal zijn kan, ligt bij mensen die geen totale identificatie met voetbal hebben (en dus geen voetbal 'zijn').

Maar geeft onbegrip van bobo's Cruijff het recht om zo veeleisend te zijn? Alweer dreigt de formulering van de vraag tot onherstelbaar misverstand. Er is in eerste aanleg helemaal geen sprake van recht of onrecht. Noch van allerlei eisen. Wat er is, is de onmacht tot effectieve communicatie. De bobo's kunnen niet voetballen en Cruijff kan niet praten. Vervolgens is natuurlijk de vraag gewettigd of hier een permanente blokkade voor samenwerking ligt. Dat hoeft niet, maar van Cruijff kan niemand verwachten dat hij de uitweg aangeeft. Dat is aan de bestuurders. Zij moeten kiezen. Als zij radicaal vóór voetbal kiezen, dan ligt Cruijff als kandidaat voor de functie van coach voor de hand. Overigens zijn er ook àndere mensen die zo totaal met voetbal bezig zijn. Zulke kandidaten zijn echter onmiddellijk evenmin geschikt, indien bestuurders voetbal opvatten als mix van allerlei belangen. Vooruit, zullen zij toegeven, het gaat onder meer om het spel en om het te winnen. Dat is zeker belangrijk. Maar, zeggen zij, voetbal omvat óók de bestuursfuncties die wij nu bekleden. Dan zijn er sponsors, televisierechten enzovoort. Niet te vergeten onze status, ... héél belangrijk. Met dergelijke belangen moet daarom eveneens rekening gehouden worden. En zo is de cirkel rond. Inderdaad, supporters tellen niet meer. Want de minst gewelddadige manier om met een belangenmix om te gaan is, inderdaad, om erover te praten (en supporters slaan er vooral op los, ook uit onmacht). Wat voor bestuurders een continuüm is, een glijdende schaal vanaf totaal voetbal naar steeds meer politiek, geldt voor een radicaal als Cruijff als verraad. Zo iemand ziet de ene, pure waarheid. Dat is uiteraard zijn eigen opvatting, helemaal aan het ene uiterste van dat spectrum van bestuursmogelijkheden. Wie het respect van zo'n radicaal wenst, moet hem totaal vertrouwen. Moet dus eveneens die pure opvatting opbrengen. Maar dat is precies wat politiek georiënteerde bestuurders nooit zullen kunnen opbrengen. De steeds hogere eisen van Cruijff kwamen niet voort uit hebzucht, maar uit het almaar hopelozer verlangen om een definitief bewijs van vertrouwen in dè waarheid over voetbal te ontvangen. Dat escaleert. Met een radicaal mens is het echter van meet af aan graag of niet. Als de bestuurders hem dat vertrouwen direct verleend hadden, dan had Cruijff nooit de eisen gesteld waarmee hij later wèl meende te moeten komen. De zaak werd daarbij waarschijnlijk nog verder gecompliceerd door de zgn. raadgevers van Cruijff. Het is immers de vraag of zelfs zijn eigen vertrouwelingen de radicale voetbalman begrijpen zoals hij ìs. De enige die het volgens mij snapt is zijn eigen vrouw ... want die hoor je nooit. Wat zou ze kunnen toevoegen?

Ik begrijp hem in elk geval niet. Ik kan namelijk niet zo goed voetballen. Dat is de simpele verklaring. Wat ik ermee wil zeggen, is dat ik het wèl begrijp dat ik hem niet begrijp. En dan is het meteen niet erg meer. Stel nu dat ik bestuurder ben en radicaal voor voetbal, niets meer en niets minder, wil kiezen. Vanuit deze opvatting had ik aan iemand zoals Cruijff direct mijn vertrouwen geschonken. Wat wil ik nog meer? De gevolgen van zo'n radicale keuze zijn natuurlijk vanaf het eerste moment duidelijk. Wie die gevolgen niet wenst, kiest dus ànders. De àndere keuze voor coaching manifesteert àndere belangen. Ook simpel. Ik vind het echter stom en tegelijk niet beschaafd van de bestuurders om zo lang duister over hun àndere keuze te doen. Of is wat ik hier als verklaring van Cruijff's gedrag aanvoer, allemaal nieuw? Nee toch? Maak de volgende keer dan alstublieft meteen en correct een keuze, voor wie danook. Sport is al politiek genoeg. Moet dat zwarte-pieten er ook nog bij? Dat iemand als Cruijff al veel geld bezit, of zou bezitten, weet ik veel, doet er niets aan af dat hij zich totaal in verwarring gebracht kan voelen. En voor wie nu als coach optreedt, was het met die onzekerheid allemaal ook niet leuk.

De organisatorische moraal van dit verhaal is dat u eens in uw eigen omgeving moet kijken naar radicaal ingestelde personen. Hun eigenwijsheid is doorgaans een teken van toewijding aan kwaliteit. Doe er iets mee. Of, nog beter, laat u henzèlf er iets mee doen. En wel onmiddellijk. Want de beste medewerkers denken vroeg of laat: Graag of niet! En dan staat u er alleen voor, terwijl u eigenlijk niet weet hoe.

 

© 1994, webeditie 2001.