Gids voor gids

Pieter Wisse

1. Inleiding

Zo letterlijk mogelijk (uit het Grieks) vertaald is ontologie: zijnsleer. Uit de Engelstalige Wikipedia citeer ik twee omschrijvingen van ontologie.

Ontology is the philosophical study of the nature of being, becoming, existence, or reality, as well as the basic categories of being and their relations.

In computer science and information science, an ontology formally represents knowledge as a set of concepts within a domain, and the relationships between those concepts. It can be used to model a domain and support reasoning about concepts.

Wat zijn zoal de verschillen? Het belangrijkste onderscheid zit ‘m volgens mij in de oriëntatie, zeg ook maar het object van ontologie-als-leer.

De ontologie in filosofische zin betreft een leer van (het) zijn resp. (de) werkelijkheid. Het gaat daarbij om de aard van (het) zijn. Aard? Zoiets als typering, dus. Aangeduid met een aangepaste term abstraheert fontologie van (concrete) zijnden ... wat dat ook ... zijn, en – maar? – stelt tegelijk wàt dat ... zijn.

Nota bene, dàt er een leer is, en hoe die luidt, blijft gauw òngeleerd in/door de ... zijnsleer.
Ofwel, kennis-als-werkelijkheid dreigt te worden verwaarloosd. Dat gebeurt stellig omdat kennis, al dan niet gekènd, (nog) telt als ònproblematisch en bijgevolg géén categorisering behoeft (wat anders zoiets als metakennis kan heten).

Met ontologie volgens informatica e.d. is het zowat andersom. Daarbij gaat het (primair) om kennis en blijft (de overige) werkelijkheid op de achtergrond c.q. raakt gauw uit zicht.
Voor deze nadruk op kennis is de term ontologie ongelukkig. Kontologie? Zijn is natuurlijk ruimer dan (al dan niet reflexief) kennen ervan.

Helemaal andersom is het met kennisontologie inderdaad echter niet. Er is ‘in’ informatica geen kennisleer mee bedoeld. Want zo’n ontologie is niet algeméén geldig verondersteld, maar ‘kent’ een beperkt bereik:  domein.

Dat klinkt reuze praktisch en dus verstandig, zo’n beperking. Maar kàn dat eigenlijk wel ‘zinvol,’ te weten op die manier een grens trekken voor kennis? Is domein een productieve zijnscategorie?

Wat betekent domein eigenlijk in Wikipedia’s omschrijving van kennisontologie? De term in kwestie biedt een verwijzing. Die leidt tot:

In the formal sciences, the domain of discourse, also called the universe of discourse (or simply universe), is the set of entities over which certain variables of interest in some formal treatment may range. The domain of discourse is usually identified in the preliminaries, so that there is no need in the further treatment to specify each time the range of the relevant variables.

Aldus rijst (vooral) de vraag naar wat bedoeld is met entiteit. Ook daarover bevat Wikipedia een lemma:

An entity is something that exists by itself, although it need not be of material existence.

Hmm, strikt genomen sluit deze omschrijving relaties uit ... Want waartoe dient een relatie voor iets dat op zichzelf bestaat?

Het is in elk geval duidelijk, dat ontologie à la informatica nogal wat ontologie à la filosofie veronderstelt. Verwarrend? Voor het vervolg van dit vertoog benut ik daarom verschillende termen, te weten zijnsleer en domeinmodel.

Er is overigens één bereik waarvoor het etiket domein wèl toepasselijk is: alles. Voor alles-als-domein komt een zijnsleer overeen met een domeinmodel.

Ik besef dat ik wegens de beknoptheid van de omschrijvingen in Wikipedia enkele aannames moet aanvullen.

De elementen van een domeinmodel zijn evenzovele begrippen (concepten). Een begrip is een, zeg maar, kending.
Door een kending, begrip dus, kent een kenner een werkelijkheidsding. En door relaties tussen kendingen kent een kenner relaties tussen werkelijkheidsdingen. Zo zit het althans volgens zgn naïef realisme.

Merk op dat ik de kenner er nadrukkelijk bijhaal. Die staat in géén van beide aangehaalde omschrijvingen van ontologie vermeld.

De omschrijving van domein laat pas vermoeden, dat de kenner relevant is. Daar is immers sprake van “certain variables of interest.” Dus, wie kènt de belangstelling? Wie kwam daardoor tot keuze van variabelen voor een vertoog? Wie beperkte daarvoor (haar/zijn) aandacht tot een domein? Over welke entiteiten meent z/hij middels die variabelen een formele verhandeling te houden?

Omdat de kenner ‘vanuit’ een bepaalde interesse haar/zijn kendingen vormt, dat kàn ‘domweg’ niet anders, is de aanname van passieve naïviteit vals. Een etiket voor geïnteresseerde kenactiviteit is: constructivisme.

Afgaande op de aangehaalde omschrijving is daar met een entiteit een werkelijkheidsding bedoeld. Ik zou zeggen, dat domein (dan) eveneens als een werkelijkheidsding opgevat moet zijn. Domein is als het ware een grootschaliger entiteit, die kleinschalerigere entiteiten ‘omvat.’

Een variabele is een kending. Variabele is synoniem met begrip. Ik zou daarom voorts zeggen, dat met domeinmodel eveneens een kending bedoeld is.

Het object van “formal treatment” is, kortom, niet een domein-als-werkelijkheid, maar een domeinmodèl. Dat komt overeen met wat expliciet als gebruiksdoel van een domeinmodel vermeld staat, dat wil zeggen om “reasoning about concepts” te faciliteren.

Door fixatie op model krijgt rigor (consistentie binnen model) voorrang vóór relevance (bruikbaarheid van model voor gedrag-in-werkelijkheid). Relevance raakt zelfs gauw door – het streven naar – rigor verdrongen.
Rigor blijkt verleidelijk omdat het de schijn van beheersing verschaft. Zonder relevance gaat beheersing echter verloren.

Voor alle duidelijkheid merk ik op, dat (een) ontologie à la informatica m.i. géén middel is “to model a domain,” maar zèlf reeds een domeinmodel ‘is.’

En een model is geen kennis, maar op z’n semiotisch een teken. Als teken biedt een model ‘als het ware’ een schakel tussen werkelijkheid en kenner. Dat heeft C.S. Peirce met een (meta)model uitgedrukt: semiotische triade. Dat heb ik uitgebreid tot semiotische enneade, dat dus negen ipv. drie onlosmakelijk verbonden elementen telt.

Er valt principieel àf te dingen op de (vergaand impliciete) veronderstellingen die zich redelijkerwijs voor – het opgegeven begrip van – domeinmodel laten vermoeden. Ik houd het althans voor een averechts ‘geloof,’ dat “something [...] exists by itself.”

De òmgekeerde aanname acht ik vruchtbaar. Wie verschillende werkelijkheidsdingen veronderstelt, moet tegelijk hun verband aannemen (interdependentie).
Werkelijkheidsdingen laten zich niet volgens domeinen sorteren. Een en hetzelfde werkelijkheidsding kan zich op allerlei manieren manifesteren (gedragingen). Het is maar waarin de kenner belang stelt om ... dienovereenkomstig handelend te kunnen optreden.
Hoe gedragsverschillen samenhangen laat zich niet tot (statische) domeinen beperken, al helemaal niet wanneer zulke domeinen nevengeschikt, zonder overlappingen gedacht zijn. Samenhang is daarentegen ‘iets’ dat door-de-schalen-heen ‘bestaat’ en juist grenzen doorkruist van wat traditioneel als domeinen geldt.
Rigor moet in dienst van relevance staan.

Behalve domein werkt de gebruikseis van “reasoning about concepts” belemmerend. Het kan daardoor niet anders dan dat de verkozen theorie inclusief het hulpmiddel voor (kunstmatige) redeneringen feitelijk bepáált wat toelaatbaar is als “set of concepts […], and the relationships between those concepts.”
Zo is thans de programmeertaal OWL (Web Ontology Language) populair. Met de keuze voor toepassing van, bijvoorbeeld, OWL legt de modelleur zich echter prompt vast op een domeingebonden zijnsleer met hiërarchische classificatie. Dat gebeurt meestal onbewust, waardoor het een raadsel blijft waarom ‘het’ niet werkt.

Een zijnsleer is contraproductief zodra – de aanname vruchtbaarder is dat – werkelijkheidsdingen met hun verschillende gedragingen contingente relaties onderhouden. Subjectief situationisme als zijnsleer biedt daarvoor passende variëteit. De bijbehorende modelleermethode/-taal is Metapatroon (Engels: Metapattern).

 

 

2. Van kritiek naar tips

Bovenstaande inleiding biedt, als het goed is, een referentiekader voor een (kritische) beoordeling van o.a. de inhoud van Modeling Guide (BouwInformatieRaad, versie 17 juni 2013). Dat kader moet ook de (opbouwende) tips begrijpelijk maken.

De zgn gids, Modeling Guide dus, is bestemd voor het modelleren van de Nederlandse conceptenbibliotheek voor de bouw (CB-NL).

CB-NL wordt een ontologie genoemd. Dat gebeurt in de betekenis van domeinmodel.
Als domein geldt de Nederlandse bouw waarbij gemikt wordt op de gehele levenscyclus van een bouwwerk (p. 6).

Voor een domeinmodel klopt de plaats in de voorgestelde hiërarchie niet (p. 5). Of het moet zijn, dat de woordenlijst netzo domeinspecifiek begrensd is. Maar er zijn allerlei termen die tevens ‘buiten’ de bouw betekenis(sen) dragen.
Vergelijkbaar is het niet zo, dat een term allereerst een bouwgerichte definitie ‘heeft’ om vervolgens een bepaald element in het domeinmodel te etiketteren. Wat een term betekent, is daarentegen juist bepaald door de (structurele) positionering van een element. Ofwel, verschillende gepositioneerde elementen kunnen eventueel dezelfde naam ‘dragen,’ maar dankzij hun afwijkende positioneringen gelden dienovereenkomstige betekenissen/definities.

Voor wat als domein verondersteld is, valt onmogelijk te borgen dat een term een ènkele betekenis heeft. Moet het domein dan kleiner genomen worden, bijvoorbeeld als een aparte bouwdiscipline al dan niet gecombineerd met specifieke bouwfase?
Dat biedt geen soelaas. Voor relevante betekenissenvariëteit moet een model alles omvatten dat ... relevant is. Dat mag een vooropgezette (domein)grens niet frustreren. Het is met de conceptenbibliotheek stellig de bedoeling om samenwerking te bevorderen tussen verschillende disciplines tijdens verschillende fasen. Daar passen uiteraard geen vooropgezette grenzen bij.
Juist voor (de) bouw is van alles èn nog wat relevant. Ofwel, dat houdt niet op bij o.a. technische constructiebegrippen.

Het lijkt erop dat een taxonomie moet doorgaan voor de relevante zijnsleer. Zoals ik reeds opmerkte, is het bereik van een zijnsleer echter ruimer ipv. beperkter dan dat van een specifiek domeinmodel waarvoor die zijnsleer is benut.

In de hiërarchie volgens Modeling Guide zijn woordenboek tot en met domeinmodel feitelijk allemáál domeinmodellen. In hun hiërarchische verhouding komt toenemende structuur(aanduiding) tot uitdrukking.

De taxonomie van/voor CB-NL kent op zijn beurt (slechts) een hiërarchische opzet (p. 6). Als zijnsleer schiet de passende variëteit ervan tekort.
Het nut van “lagen” voor woordenboek (met a priori definities) en taxonomie (met hiërarchische begrippenclassificatie) ontgaat me. Sterker nog, als nodeloze, zelfs averechtse voorwaarden belemmeren ze een passend domeinmodel.

Ik krijg enerzijds de indruk (p. 6) dat Modeling Guide bestemd is voor modelleurs om (vooral) van een bepaald bouwwerk een model op te stellen. Dan zou het domein niet de Nederlandse bouw in het algemeen zijn, maar steeds zo’n bouwwerk.

Anderzijds lijkt Modeling Guide bestemd voor modelleurs die als zodanig bijdragen (gaan) leveren aan de Nederlandse conceptenbibliotheek (als domeinmodel). Daarvoor lijkt de gids conceptuele overeenstemming als uitgangspunt te beschouwen. Dat is echter een illusie.
Daarentegen moeten betekenisverschillen principieel erkend zijn. Via het vestigen van samenhang ertussen kunnen eventuele nodeloze verschillen komen te vervallen en blijven reële verschillen over. En omdat de werkelijkheid verandert, moet zo’n model uiteraard worden bijgehouden.

Topologie is niet een zoveelste aspect dat in/met een model tot uitdrukking komt (p. 8), maar ‘is’ wat een relevant (!) model met voorrang èn nodige en voldoende precisie beoogt te (re)presenteren.

De gids gaat uit van de ontwikkeling naar wolken van domeinmodellen (p. 9). Wederom volgt een poging om dergelijke modellen volgens een hiërarchie te ordenen. Dat lijkt de wens te weerspiegelen voor beheersbare verhoudingen in de jurisdictie van standaardisatie(organisaties) inclusief de claim voor eigen autonomie (zie ook verderop). Dat biedt echter geen lijn voor beheersing van reële betekenissenvariëteit. Dat lukt pas, zeg maar, grenzeloos bottom-up ipv. afgebakend top-down.

Over het veelvoud aan domeinmodellen stelt de gids dat (p. 9) “[t]he relationship is possibly complex.” Hun verhouding, nogmaals, is in elk geval ingewikkelder dan de voorgestelde taxonomie toestaat om te modelleren. Er is een kwalitatief andere benadering nodig dan extensie volgens (objectgerichte) klassenhiërarchie.
Wat (ook) deze gids mist, is het inzicht dat juist dergelijke samenhang gemodelleerd moet (kunnen) worden. Dankzij samenhang kan CB-NL met verwijzingen volstaan, indien elders reeds in relevante betekenisgeving is voorzien. En omgekeerd kan CB-NL aldus in ruimer verband bijdragen leveren.

Het is niet zo, met andere woorden, dat slechts een domein het object van modelleren vormt en dat pas daarná diverse domeinmodellen aan elkaar worden gerelateerd. Want hoe zou dat moeten lukken? Is dat soms géén modelleren?!

Een model moet mikken op grootst denkbare variëteit. Dat is met een zijnsleer geborgd die uitgaat van verschillen-in-samenhang. En domein is geen uitgangspunt, maar hoogstens een (relatieve) uitkomst.

Zoals het huidige plan voor CB-NL luidt, komt de reële variëteit die karakteristiek is voor de terecht voorspelde wolken van domeinmodellen in een veel te laat stadium aan de orde. Met die variëteit moet vanaf het allereerste begin óók met CB-NL worden gerekend.

De bewering dat CB-NL een volkomen autonoom domeinmodel is (p. 10), spreekt het besef van positionering in wolken van domeinmodellen tegen. Het is opnieuw de aanname, ditmaal van autonomie, die onjuist is. Ook CB-NL is optimaal gepositioneerd als interdependent.

Ik kan verder gaan met opmerkingen over Modeling Guide, maar die zouden in toenemend detail steeds op hetzelfde neerkomen. De conclusie blijft dat primair een passende zijnsleer ontbreekt om reële gedragsvariëteit als reële betekenissenvariëteit te modelleren. Een tekortschietende zijnsleer heeft in Modeling Guide zelfs èxtra aansporing gekregen met de in noodzakelijkerwijs stelselmatig opzicht verkeerde keuze voor OWL als modelleertaal voor CB-NL. Het is niet alleen dat ‘voortgang’ op een doodlopend spoor verspilde moeite (en geld) is, maar het leidt alsmaar verder wèg van een vruchtbaar beginpunt.

Adoptie van subjectief situationisme als zijnsleer en Metapatroon als bijbehorende modelleermethode/-taal helpt om de Nederlandse conceptenbibliotheek voor de bouw (CB-NL) als relevant èn rigoreus (lees ook: precies) te ontwikkelen en onderhouden.

 

 

3 oktober 2013, webeditie 2013 © Pieter Wisse

 

 

Zie nav. paragraaf 2 ook Het hangt er vanaf waarop het staat: naar grondslagen voor stelselmatig passende variëteit in(clusief) o.a. bouwinformatie (maart 2013).