Pieter Wisse
Mits een kantoor niet van dat irritante spiegelglas is voorzien, zie je het al van buiten. Er is bijna geen ouderwets leeg tafelblad meer. Noch ligt het vol met alleen maar stapels en stapels papier. Tegenwoordig staat overal wel een beeldscherm op. Als we aannemen dat dergelijke spullen daadwerkelijk gebruikt worden, is in luttele jaren dus een enorm aantal medewerkers aan de geautomatiseerde informatievoorziening geraakt. In vele fabrieken, magazijnen enzovoort is het niet anders.
Soms vraagt iemand binnen of buiten zo'n gebouw me "wat doe je?" Een kort en bondig antwoord heb ik niet, dus probeer ik het vaak met "iets met computers, voor organisaties, advisering enzo." En dan hoop ik verderop in het gesprek te kunnen toelichten dat het altijd van omstandigheden afhangt "wat ik doe." Aan zo'n geïnteresseerd gesprek komen wij echter meestal niet toe. Want de vragensteller is tegenwoordig dus tien tegen één iemand die zelf met automatiseringsmiddelen werkt. Over "computers enzo" heeft hij daarom zijn eigen ideeën, en die krijg ik dan te horen. Misschien is dat trouwens de bedoeling van de meeste vragen, dat wil zeggen, een plek vrijmaken voor je eigen stokpaard.
Vroeger hoorde ik dezelfde vraag ook. Het grote verschil is dat mensen toen honderd tegen één nog helemaal niets met automatisering te maken gehad hadden. Ze hadden hoogstens een neef die getrouwd was, en daar dan weer de broer van ... U kent dat wel. Als ik dan zei "iets met computers," leken ze eerst even te schrikken. Bijna altijd was hun volgende reactie "zeker moeilijk bij te houden, al die snelle veranderingen?" Na een "valt wel mee" van mijn kant, liet ik het er maar bij zitten. De vragensteller was opgelucht en kon, liefst bij iemand anders, een vertrouwder onderwerp aansnijden.
Waarom kunnen wij met toch normale mensen niet normaal over zoiets als "iets met computers enzo" praten? Ik denk dat het met angst, onzekerheid te maken heeft. Blijkbaar voelen mensen, u en ik dus ook, dat zij blootstaan aan verwijten wanneer ze niet meteen mee kunnen praten. Dat is redelijkerwijs natuurlijk onzin, maar ik haal niets voor niets ons 'gevoel' erbij. De generaties die nog niets wisten, hielden vervolgens gaarne hun mond. En nu zijn er generaties met mensen die behoorlijk wat over geautomatiseerde informatievoorziening geleerd hebben, maar meestal slechts op de eigen werkplek. Dat zelfbewuste volk overschreeuwt hun onzekerheid weleens door hun persoonlijke ervaringen als universele maat te poneren. Ik kan er allebei moeilijk mee overweg, dus zeg ik nog steeds "iets met computers," maar verwacht er verder weinig van. Heel soms ontstaat toch een geanimeerd gesprek. Dat is meteen ook erg leuk en inspirerend.
Maar hier moet ik nog aan de volgende vraag aandacht schenken. Hoe is het mogelijk dat met zoveel onzekere mensen, de verspreiding van automatiseringsmiddelen zo snel gegaan is? Welnu, dat is niet omdat zogenaamde deskundigen duidelijk uitgelegd hebben wat er verbetert met automatisering. Het is zeker niet dat vele medewerkers zo'n verhaal, als ze het al te horen kregen, begrepen hebben. Absoluut niet. Het is gewoon als volgt gegaan. Wij hebben in hoog tempo overal kastjes neergezet. Daarin waren enkele voorlopers geïnteresseerd en die zijn begonnen ermee te werken. Waar dat succesvol verliep, raakte het onzekere gevoel van collega's getemperd. Nu gingen zij ook voorzichtig aan de slag. Al met al is nu bijna iedereen van beeldschermstation danwel personal computer voorzien. En durft toetsen en muis te bewegen. Dat is dus niet omdat automatiseerders de verspreiding zo vernuftig gepland hebben. Nee, verspreiding gebeurde conform wetten die gelden binnen elk sociaal systeem. Zelfs de late achterblijvers kunnen naar hun eigen gevoel niet langer achterblijven. Klaar.
Dan wil ik nog iets zeggen over de reactie waarmee mensen vroeger hun onbenul van automatisering bedekten. Dat is hun idee over de snelheid van veranderingen in het vlak van computers. Ik zei dus meestal "valt wel mee." Ik meen dat echter niet. Wat ik wèl vind, is dat er weliswaar snelle veranderingen zijn, maar dat ikzelf daar allerminst last van heb. Integendeel. Ze gaan me zelfs te langzaam. Ik heb allerlei ideeën voor toepassingen die pas mogelijk zijn met toekomstige apparatuur en basisprogrammatuur. De veranderingen gaan slechts te snel voor wie zich heeft verankert aan gereedschap van een concreet merk en type. Wie daarentegen abstraheert en dus volgens algemenere beginselen werkt, kan veel langer mee. Maar ja, leg dat je drieëntachtigjarige oud-tante maar eens uit.
© 1993, webeditie 2001.
Eerder verschenen in: Informatie, jaargang 35,
1993, nr 11.