Gedragsvariëteit

Pieter Wisse

Onder impuls van internettechnologie groeit het infrastructurele domein van informatievoorziening. En dat is weer de motor van intensiever en vooral extra gebruik. Het vliegwiel is rond, omdat nieuwe behoeften weer instrumenten voor hun vervulling oproepen, enzovoort. Bijvoorbeeld, wat bestelde u vroeger vanachter uw browser? Precies, helemaal niets. Maar wilt u nu niet veilig betalen? Welke muziekbestanden kopiëerden uw kinderen toen? Maar wilt u nu niet, dat ze geen netzo illegale virussen meeslepen? Dat was natuurlijk allang denkbaar, zo'n kwalitatieve gebruikstoename. Het verschil met science fiction is, dat het nu alsmaar praktischer realiseerbaar is. Leveranciers van informatietechnologie hebben immers allemaal hun vizier op het Internet gericht. In hoog tempo bieden zij ontwikkel- en beheermiddelen voor gedistribueerde infrastructuur annex informatievoorziening.

De grootste toename van complexiteit betreft echter niet de techniek in enge zin. Natuurlijk is het qua techniek ingewikkelder om een essentieel gedistribueerde informatievoorziening à la Internet te construeren, die operationeel te krijgen en ook nogeens te houden. Alle inkapseling met de nieuwste hulpmiddelen ten spijt, het is ingewikkelder dan met een losstaande applicatie. Maar de crux zit ergens anders.

De uitbreiding van infrastructuur betekent per definitie dat er méér en méér mensen deelnemen aan eenzelfde domein. En omdat het er meer zijn, nemen de menselijke verschillen toe waarop de infrastructuur berekend moet zijn. Dit verklaart weer dat in ontwerp van informatievoorziening meer dan ooit expliciet inzicht in menselijke gedragingen tot uitdrukking moet komen. Op zich is ook dit weer niets nieuws, te weten de wetmatigheid dat ontkenning van gebruikersgedrag gebeurt op straffe van compleet mislukte informatievoorziening. Het verschil is dat de ontwerper vroeger, dus in wat nu pas als minuscule toepassingsdomeintjes herkenbaar zijn, vaak wegkwam met de impliciete veronderstelling van een homogene gebruikersgroep. Wie dat langs een spectaculair bredere horizon volhoudt, mag zich niet erover verbazen dat de heterogene doelgroep naar àndere informatievoorziening omkijkt.

De behoefte aan razendknappe software engineers en verwante technici is onverminderd groot. Zij kunnen echter pas hun onmisbare bijdragen leveren via een ontwerp dat de reële gedragsvariëteit van de doelgroep respecteert of daarop zelfs invloed uitoefent met de beoogde informatievoorziening. Ik geloof er niet in, dat software engineers de passende instelling hebben om óók als domeinontwerpers succesvol te zijn. Want een software engineer schrijft, hoe je het ook wendt of keert, mechanisch gedrag voor. De machine 'eist' onvoorwaardelijk eenduidige gedragsinstructies.

Omgekeerd kan een domeinontwerper haar/zijn handen maar beter van programmatuurconstructies afhouden. De ontwerper bespeelt daarentegen de ruimte waarbinnen de individuele mens zijn in potentie meerduidige gedrag kan richten naar een verzameling eenduidige interacties met informatievoorziening. Dat omvat de vertaalslag van een sociaal-psychologische naar een technische oriëntatie. In essentie is de ontwerper daarom intermediair.

 

© april 2001, webeditie 2001.
Eerder verschenen in: Informatie, jaargang 43, mei 2001.