Flater is een eufemisme

Pieter Wisse

Het stofomslag van Ongeschreven wetten (De Geus, 2006) door Victor ten Hove vermeldt dat het een "roman van een Haagse insider over ambtenaren en ministers" is. Toen ik het boek las, vond ik het echter een verhaal over zelfbeklag door een man in de overgang.
De hoofdpersoon is een zojuist benoemde directeur-generaal van een nieuw gevormd ministerie. Hij heeft slechts een vaag besef van de overbodigheid van de politiek-bestuurlijke kring waartoe hij behoort. De fictieve "ambtenaren en ministers," aangevuld met enkele verzonnen leden van de Tweede Kamer, blijken hoogstens met elkaar bezig, maar inclusief die ene directeur-generaal toch vooral met zichzèlf. Daardoor blijft het ze ontgaan, als ik dat vrij naar het Peter Principle opmerk, dat zij tot vèr boven hun niveau van maatschappelijke competentie doorgeschoten zijn.

Victor ten Hove blijkt de pennenaam van Winnie Sorgdrager, o.a. voormalig minister van Justitie. Voor een roman had zij dus beter een ander onderwerp kunnen nemen.

Of zij het zo bedoelde of niet, weet ik niet, maar met overbodigheid geeft de roman helaas een veel te positief beeld. Want wie visie op, kennis van, gevoel voor reële maatschappelijke vraagstukken ontbeert, maakt prompt brokken als z/hij desondanks erover beslist. Tja, de laatste die gebrek aan realiteitszin bij zichzelf ontdekt is de man of vrouw zònder, precies, realiteitszin. Als Amsterdams burgemeester liet Job Cohen over falend bestuur weten dat de samenvatting van Sorgdragers ongeschreven wetten feitelijk luidt: "We zijn amateurs."

Helemaal klopt dat trouwens niet, dat van dat amateurisme. Odo Marquard vertelt hoe veranderde wat, zeg maar, officiële filosofen doen. Zij zijn inmiddels nergens meer competent voor, in de zin dat 'iets' hun eigen onderwerp is.
Het toegeven van incompetentie vergt echter nogal wat. Daar zijn ze niet aan toe. Daarentegen proberen zij hun incompetentie te compenseren. En zulke compensatie is wat Marquard aanwijst als hun huidige ... competentie. Op z'n Duits, kortom, Inkompetenzkompensationskompetenz (met die titel opgenomen in de bundel Abschied vom Prinzipiellen, Odo Marquard, Reclam, 1981, pp. 23-38).

De positionering die Marquard voorstelt, geldt tegenwoordig ook en vooral voor de politiek-bestuurlijke kring. Het is niet toevallig dat Cohen als amateur eruit verdween. De professionaliteit waarmee ònvermogen zo niet wordt gemaskeerd, maar buiten schot blijft, veroorzaakt alom frustratie.

Onmiddellijk nadat ik Ongeschreven wetten uitgelezen had, dat was op 2 februari 2013, sloeg ik in NRC Handelsblad (katern Opinie & Debat, p. 5) de column ProRail-flater is geen incident van Marc Chavannes op. Hij opent met retorische vragen over ons competentiedilemma: "Is een afgang alleen een afgang als de betrokkenen beseffen dat zij afgaan? Is onmacht erger dan macht? Geeft het dat de politiek bestuurt zonder een helder idee van de rol van de overheid?" Chavannes ziet zelfs "geen begin van een analyse." Rara, hoe komt dat? Een zindelijke analyse is pas mogelijk dankzij vertrouwdheid.

Op het noodlottige incompetentieniveau bestáát die voorwaarde echter niet of nauwelijks. Zoals Chavannes uitlegt, "[t]opambtenaren moesten overal inzetbaar zijn en dus vooral niet te veel van hun departement of onderwerp afweten." Een ramp!

 

 

4 februari 2013, webeditie 2013 © Pieter Wisse