Filosofische oriëntatie

Pieter Wisse

Dankzij een kado kom ik weleens tot iets dat ik anders beslist nagelaten had. Bij familie kreeg ik voor de duitse kerst laatst het boek Gott und die Wissenschaft. Mijn filosofische belangstelling was er bekend. Die bestseller, overigens een vertaling uit het frans (uitgave 1991), leek de logische invulling van hun vrijgevigheid. Om een lang verhaal kort te maken, een gegeven paard kijk ik niet in de bek, maar een boek dat ik ontvang juist wel.

Ik werd niet teleurgesteld. De inhoud is zo absurd, dat het weer vermakelijk en zelfs leerzaam is. Het is alleen een schande dat zoiets grof verkocht wordt en dus geld oplevert. De auteur is Jean Guitton. Geboren in 1901 en op het stofomslag verder geafficheerd als christelijk filosoof. Het boek bevat de neerslag van een gesprek dat twee natuurkundigen, de broers Bogdanov, naar verluidt allebei in 1951 geboren, met Guitton hadden. Hoewel, een gesprek? Ik kreeg steeds sterker de indruk dat Guitton brokstukken had verzameld. Omdat hij het blijkbaar niet geloof­waardig vond om allerlei uitspraken over fysica aan hemzelf toe te schrijven, voerde hij daarvoor zgn èchte natuurkundigen ten tonele. Ik heb overigens geen idee of die broers Bogdanov werkelijk bestaan. Maar verbaasd zal ik niet zijn als zij ooit een verzinsel van Guitton blijken te zijn, in dienst van zijn eigen boodschap. Dan vind ik dat trouwens wel beeldend gevonden, zo'n oos­teuropese naam voor dergelijke wetenschappers. Het komt er allemaal op neer dat die oude franse man zijn wereldbeeld bevestigd ziet door onderzoek en speculaties door natuurkun­digen. Er staat dat er méér bestaat dan materie. En werd materie niet altijd gelijk gesteld aan realiteit? Ja, veronderstelt Guitton impliciet. En, juicht hij, wijst de onoplos­bare onzekerheid in het vlak van de kleine deeltjes niet op een geest 'voorbij' de materie? Maar natuurlijk! Dus is er vanaf nu sprake van het wereldbeeld van de zgn metarealiteit. Hij voegt eraan toe dat deze zienswijze radicaal nieuw is. Radicaal? Nieuw? Integendeel is het boek een verzameling ingevroren bedenksels. Die zijn voorts zonder enige samenhang gepresen­teerd. Oorspronkelijke inter­pretaties zijn daarbij verdraaid. De religieuze uitkomst stond voor de auteur immers al vast. En de kassa rinkelt door de massale verkoop van zijn boek. Daar ben ik eerlijk gezegd jaloers op.

Ik begrijp de gegroeide onrust van de lezer van deze tekst. U verwacht iets over informatievoorziening en waarom wijd ik dan zoveel aandacht aan de bespreking van een boek dat er niets mee te maken heeft? Niets, denkt u? Dan heeft u het mis. Iedereen die zich met complexe vraagstukken bezighoudt en/of invloed uitoefent op zichzelf, andere mensen, zijn milieu enzovoort, heeft mi behoefte aan een filosofische oriëntatie. En behoefte is nog zwak uitgedrukt. Noodzaak, bedoel ik. Dat geldt zeker ook voor automatiseer­ders, informatiekundigen of hoe de lezer zich maar noemt. Maar wat is het geval? Meestal ontbreekt zo'n filosofische oriëntatie. Of is niet expliciet. En dat maakt het moeilijk herkenbaar waarom iemand iets doet, tot hoever iemand ook zijn professionele verantwoordelijkheid vindt gaan en dergelijke. Ik vind dat dat moet veranderen, en snel. Maar ik weet dat het niet zàl veranderen. En als er al iets gebeurt, gaat het langzaam. Dat komt omdat een expliciete filosofische oriëntatie moeilijk is. Bijna niemand snapt de noodzaak ervan, en dus heeft niemand er geld voor over. Zolang de tijd niet betaald wordt, doen mensen eerder iets anders dat wèl iets oplevert dat direct zichtbaar is.

Een deel van de oplossing bestaat eruit om mensen tijdens hun studie te laten wennen aan wat ik filosofische oriëntatie noem. Als zij in die, zeg maar, vóór-commerciële periode de juiste houding ontwikkelen, vervullen zij wellicht later uit zichzelf die behoefte zonder dat er direct een financiële beloning tegenover staat. Filosofie is een investering op lange termijn. Mijn idee is dat uiteindelijk iedereen zelf verantwoordelijk is voor de uitwerking van een wereldbeeld ofwel de leidraad voor zijn handelen. Ik bemoei me er pas mee zodra ik de onzin gevaarlijk ga vinden, zoals de opvattingen van die Guitton. Zijn genoemde boek is een goed, dat wil zeggen overduidelijk voorbeeld hoe het mi niet moet. Daar heeft geen mens iets aan als het gaat om een verantwoor­delijke richting voor zijn handelen.

Er is echter meer dan ethiek aan de orde. Neem de filosofische oriëntatie in de vorm van kennisleer. Die is (eveneens) van direct belang voor alledaags werk van talloze informatici. Zo is er een manier om de werkelijkheid te begrijpen die naïef realisme heet. Dat werkt meestal uitstekend, maar juist in moeilijke gevallen treden tekortkomingen van zo'n kennisleer aan het licht. Wie in plaats daarvan de ontwikkeling van zgn kennissystemen baseert op fenomenologie, komt volgens mij veel verder. En wat moet een mens als subject met de nieuwe objectgerichte informatietechnologie? Nee, ik ga hier niet uitleggen wat fenomenol­ogie of idealisme is. Wie dat niet weet, begrijpt hopelijk dat hij nog veel moet leren. Als ik die leerstoel filosofische oriëntatie op informatiekunde aangeboden krijg, dat wordt trouwens wel in deeltijd, neemt u maar eens contact op. Of wordt dat dan uw dochter of zoon?

 

© 1993, webeditie 2001.