Enquête

Pieter Wisse

Aan een enquête zijn kansen en risico's verbonden omdat de beeldvorming over een product of dienst erdoor verandert.

 

Eén van mijn dochters is twaalf. Dankzij talent en training speelt ze telefonisch al jaren een verbluffende imitatie van een volwassen secretaresse. Daarom verwees de mevrouw met het zware Vlaamse accent naar de officieel gemaakte afspraak, toen ze opnieuw belde. Omdat ik alweer snapte hoe het gegaan was, wilde ik graag weten wat die 'afspraak' inhield. "Een enquête," zei de mevrouw, "en ik kon u er vandaag voor bereiken." Afpoeieren vond ik lastig, want in dit stadium wilde ik niet bekennen dat louter minderjarige vrouwen mijn secretariaat bemannen. Daarom antwoordde ik enigszins waarheidsgetrouw dat ik op het punt stond naar een andere afspraak te vertrekken. "Hoe lang duurt het, uw vragenlijst," probeerde ik als ontmoedigende zet. De mevrouw verraste me volledig doordat zij haar bekentenis niet ontweek. "Ik weet het niet. Dit is mijn eerste keer."

Tegen zo'n overmaat aan — gespeelde? — onschuld ben ik niet bestand. "Goed, laten we beginnen. Dan zien we wel hoever we komen," stelde ik voor. Het bleek een enquête over drie automatiseringsweekbladen. Met de eerste vraag wilde de mevrouw weten of ik bekend was met Automatisering Gids, met Komputtebul en met een blad waarvan ik me de naam niet meer herinner. Ik had het antwoord "ja, nee, nee" al in mijn mond, toen ik bedacht dat het wellicht "ja, ja, nee" moest zijn. "U bedoelt het tijdschrift Computable?" Zij herhaalde de naam Komputtebul. Gemakshalve hield ik het er voor de rest van het vraaggesprek op dat wij met uiteenlopende uitspraak naar hetzelfde object verwezen. Ik zei dus "ja, ja, nee," waarna dat derde blad radicaal onvermeld bleef. Of ik de Automatisering Gids en Komputtebul daadwerkelijk las, ging de enquête gelukkig rap verder. Ik was nu vastbesloten dat de mevrouw in haar eerste poging direct een onaantastbaar snelheidsrecord zou neerzetten. "Altijd, nooit." Mijn hoop na dit resolute antwoord eveneens van Komputtebul verlost te zijn, bleek echter ijdel. Mijn consistentie werd ditmaal nauwlettend gevolgd. Voor Computable is het na talloze testvragen overigens jammer dat ik de naam niet meer kan horen zònder carabetteske associatie. Dat heeft het blad niet verdiend, dat weet ik. Maar zo werkt het.

Toch hadden de meeste vragen vervolgens betrekking op de Automatisering Gids. Desgevraagd koos ik uit het meervoudige aanbod steeds welgemeend het lovendste antwoord. Ja, ik lees het blad elke week. Ja, zeker één à anderhalf uur. Ja, het abonnement vind ik spotgoedkoop. Ja, ik vind beide delen interessant. Ja, het blad helpt me redelijk op de hoogte te blijven van diverse actuele ontwikkelingen in de informatica.

De beloning voor mijn goede enquêtegedrag kreeg ik echter nog steeds niet uitgereikt. Mijn loftuigingen over het tijdschrift hadden de mevrouw blijkbaar nog niet overtuigd. Zij begon te vragen naar producten en diensten die met dezelfde merknaam aan het blad gekoppeld zijn. Zo had ze belangstelling voor mijn gebruik van de zgn privilege pas. "Nee, daar doe ik nooit iets mee." Ook over het elektronisch archief van het tijdschrift, dat de lezers op cdrom aangeboden kregen, bleef ik kort de waarheid zeggen. "Nee, nog nooit gebruikt." Ik dacht erbij, dat ik er inderdaad aardig in slaagde consequent te blijven. Wie het blad immers meteen goed leest, hoeft later weinig op te zoeken, nietwaar? Met het oog op de klok, hield ik deze stelling natuurlijk voor me. Zo kon de mevrouw dóór naar de vraag over de aparte Almanak. "Nee, daarin heb ik evenmin gekeken." Het bleek zo'n beetje de laatste vraag. Wij hadden allebei dapper volgehouden.

De enquête bleek echter niet zomaar voorbij. Gaandeweg raakte ik bewust van een schuldgevoel. Ergens had ik die Almanak liggen. Moest ik dat extraatje niet bekijken? Enkele weken later was het zover.

Ik heb er geen spijt van. De AG Almanak vat verspreide informatie toegankelijk samen. Vooral van de opsomming van belangenverenigingen heb ik genoten. Ik had er eerlijk gezegd geen idee van, hoe gefragmenteerd de informatiekundige belangen georganiseerd zijn. Zo wist ik niet dat er een heuse Vereniging Officieren Informatica bestond. Op de peildatum bedroeg het aantal leden 114. Trouwens, over de organisatiegraad van de manschappen in het vlak van informatica kon ik in de Almanak zo gauw niets vinden. Vermeld staan wel weer oa de Digitale Burgerbeweging Nederland en Kantonet. De laatstgenoemde vereniging zet zich met haar 45 leden in voor het "in de markt zetten en dóór ontwikkelen van EDI in de kantoorvakhandelbranche." Dat is toch nutige informatie om binnen handbereik te hebben? En dan is er nog het Vrouwen Informatica Netwerk met circa 70 leden. Naar verluidt verschijnt tien keer per jaar het ledenblad van de VIN, steeds met 6 pagina's.

Dat alles roept bij mij de vraag op naar méér. Ik zie de Almanak uitgroeien tot gevarieerde vraagbaak. Dankzij de enquête, waarvan ik eerst dus niets wilde weten, is mijn nieuwsgierigheid gewekt. Ik wil nu weten, bijvoorbeeld, hoeveel leden van het Vrouwen Informatica Netwerk tegelijk lid zijn van de Vereniging Officieren Informatica. Als de volgende editie van de Almanak zulke antwoorden geeft, mag de mevrouw me gerust weer enquêteren.

 

© 1997, webeditie 2001.
Eerder verschenen in: Informatie Management, 1997, nr 10.