Pieter Wisse
Laten we Suwinet eens een voorziening voor een maatschappelijke sector
noemen. Werk en inkomen, dus. Een recent onderzoek, Stelselmatige
semantiek door Suwinet (P.E. Wisse, in opdracht van Bureau Forum
Standaardisatie, 2008), bevestigt dat verreweg de meeste informatie die
partijen via Suwinet uitwisselen niet van elkaar afkomstig is, maar
van buiten de sector. Voor die informatie wordt natuurlijk de werkzoekende,
respectievelijk uitkeringsgerechtigde geraadpleegd. Ook de werkgever(s) in
kwestie. En tenslotte (semi-)overheidsinstellingen die tot andere zgn sectoren
respectievelijk domeinen behoren. Op ruimere schaal zijn dat allemaal deelnemers
aan maatschappelijk (informatie)verkeer. In duidelijke taal heet het dat zij
voor informatie van elkaar afhankelijk zijn, punt.
Je zou toch zeggen dat besef van onderlinge afhankelijkheid samenwerking
bevordert. De pogingen om tenminste voor het informatieverkeer tùssen
overheidsorganisaties de sectorale grenzen te laten vervallen, of minstens te
verlagen, zijn tot dusver echter allesbehalve succesvol. Waar ligt dat toch
aan?
In het openbaar bestuur heerst een gedoogcultuur. De leiding van de ene overheidsorganisatie
vindt het blijkbaar te lastig om die van een andere áán te spreken op
prestaties. Zij gedogen van elkaar de weigering om informatie betrouwbaar en
vlot te leveren voor uitvoering van taken die, even extra goed opletten,
wèttelijk bepaald zijn. Het is gewoon gemakkelijker om de administratieve last
te blijven afwentelen op burger en bedrijf. Vanuit het perspectief van de
vragende overheidsorganisatie is de machtsverhouding immers evident in haar
eigen voordeel. Wat stellig meespeelt, is dat ontsnapping aan onderlinge
informatieuitwisseling bij de afzonderlijke overheidsorganisatie haar illusie
voedt van autonomie, onafhankelijkheid. In zoverre wàntrouwen
overheidsorganisaties elkaar blijkbaar zelfs als felle concurrenten. Maar geeft
de burger geen antwoord, of het bedrijf niet, tja, dan bezorgt de ene
overheidsorganisatie haar of hem simpelweg direct nadeel. Overigens blijkt
informatieuitwisseling dan ineens wèl te functioneren, te weten om het
geweldmonopolie te ontketenen. Wie onderaan de machtsketen staat, is de pineut.
Inmiddels heeft de gemiddelde burger (m/v) of bedrijf meer sjoege van
informatietechnologie dan de gemiddelde overheidsorganisatie. Voor hem is het
allang evident dat herhaalde navraag naar steeds maar weer dezelfde informatie
zowat neerkomt op moedwillige lastenverzwaring. Maar nog altijd onttrekken veel
te veel overheidsorganisaties zich aan onderlinge samenwerking voor
noodzakelijk informatieverkeer. En wat ze vrijwillig nota bene voor elkáár niet
kunnen opbrengen, zo klinkt het met tandeloze dreiging, moet dan maar bij wet
worden afgedwongen. Wat een onzin! Dat begrijpt helemaal geen enkele burger
meer. Om te beginnen moet de taak wettelijk bepaald zijn waarvoor die
informatie nodig is voor uitvoering. Dus ook een andere overheidsorganisatie
die daaraan niet meewerkt, overtreedt botweg de wet. Zo is het toch?! Voorts is
Nederland een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Dus, prima, houdt overheid
zoveel mogelijk decentraal. Waar dat echter reële samenwerking bemoeilijkt of
zelfs belemmert, wordt voor uiteindelijk evenwicht zonodig enig centraal
tegenwicht toegepast. Dat is per saldo een organisatorische verhouding tussen
centralisatie en decentralisatie, redelijk evenwichtig graag, waarvoor de
wettelijke grondslag nota bene in de Grondwet
staat vermeld. Wie met alle geweld een samenwerkingswet wil, die bestaat al!
Eerlijk is eerlijk, nu maakt het openbaar bestuur het haar organisaties ook
niet eenvoudig. Bijvoorbeeld de basisregistraties zijn bedoeld als, zeg maar,
clearing houses. Voor dienovereenkomstige basisinformatie over maatschappelijke
ob- en/of subjecten kan een overheidsorganisatie dáár terecht. Daarvoor is dus
geen direct informatieverkeer met andere overheidsorganisaties (meer) nodig,
laat staan dat organisaties allemaal hun eigen verzamelingen met diezelfde
informatie blijven voeren. Het idee lijkt zo gek nog niet.
Over verkeer gesproken, in België staat daarvoor de Kruispuntbank … centraal.
Dat is géén vette, centrale informatieverzameling maar een, het woord kruispunt
zegt het, gemeenschappelijke voorziening voor juist verschillende
verkeersdeelnemers. Daar komt informatie gewoon voorbij. Suwinet is qua opzet
vergaand vergelijkbaar, maar kampt met onverminderd strenge grensbewaking door
andere sectoren.
Maar die basisregistraties dan? Het genoemde onderzoek en de verdere ontwerpschetsen
Stelselmatige
semantiek door Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) en Stelselmatige
semantiek door Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) en Basisregister
Ondernemingen en Rechtspersonen (BOR) wijzen uit dat de aanduiding
basisregistratie om diverse redenen niet klopt. Zo ontbreken voor sommige
(vele?) organisaties juist elementen aan de verzameling die voor hùn taken
wezenlijk zijn. Een voorbeeld: ingezetenen en niet-ingezetenen. Dat onderscheid
betekent op voorhand dat er géén basisregistratie voor personen is. Of neem de
“onverklaarbare stijging” van de huurtoeslag. Dat is meteen bijna ondoenlijk,
een deugdelijke verklaring, wanneer de officiële definitie van verblijfsobject
voor de basisregistratie gebouwen niet berekend is op woninghuur.
Door onvolledige dekking ziet een aparte overheidsorganisatie zich dus
genoodzaakt voor het ontbrekende gedeelte een eigen registratie te blijven
voeren. Die vergt afstemming met wat de basisregistratie wèl biedt, waardoor de
compleet benodigde informatievoorziening niet eenvoudiger maar dus ingewikkelder
wordt. Ook niet goedkoper, maar juist duurder. Dat maakt aansluiting, zachtjes
uitgedrukt, niet aantrekkelijk. De overbodige wettelijke gebruiksverplichting
verandert ook niets aan dergelijk terecht bezwaar vanuit zo’n taakperspectief.
Voorspelbaar heerst voorlopig ontkenning van het kwaliteitsprobleem, met als
gevolg dat het onbeheersbare proporties aanneemt.
Verbetering zit er ook niet in, zolang de valse retoriek aanhoudt dat de burger
centraal staat. Het is laf om het gevecht slechts met het zwakste kind van het
schoolplein te durven voeren. Dat is zelfs niet slim, want ook dat kind groeit
op. Als het de kans krijgt, slaat het misschien terug en dan zijn we allemaal
verder van huis. Een voorbode daarvan is de blog Little
Brother: zelf waken over privacy (Digitaal Bestuur,
website, 2008) die Arjan Kamphuis onlangs publiceerde. Hij maakt er een strijd
van burger tégen de overheid van. Blijkbaar begrijpt hij niet dat juist de
overheid vàn ons allemaal is. Als burgers haar anders willen, lukt dat ooit
slechts opbouwend, nooit afbrekend. Zie iDNA
Manifest: beginselen van de open informatierechtsstaat voor een aanzet om
persoonlijk eigendom van persoonsinformatie in maatschappelijk verkeer
evenwichtig te regelen.
Burgers en bedrijven willen dat overheidsorganisaties er vooral ook onderling
naar handelen dat ze allemaal wettelijk bepaalde taken uitvoeren. Daarmee
bestaat allang de wettelijke verplichting dat zij ook elkaar optimale
ondersteuning bieden. Val daarmee burgers en bedrijven dan ook niet meer
lastig. Wie wil tegensputteren, moet de Grondwet
gauw erop nalezen dat het natuurlijk niet allemáál decentralisatie en dus
absolute autonomie voor de eigen overheidsorganisatie is. Oh ja, verder moeten
de basisregistraties subiet op de schop. Als verkeerskruispunt zijn ze
ongeschikt, zelfs hopeloos contraproductief.
juni 2008, webeditie 2008 © Pieter Wisse