Atelier

Pieter Wisse

Informatiekundige ontwerpers hebben nog geen zelfstandige merkreputatie.

 

Stel dat u een gebouw laat neerzetten. Of kleren laat naaien. Waar pronkt u dan mee? Dat is toch niet de naam van de aannemer of van de naaister? Nee, waarmee u op familie, vrienden, kennissen en andere relaties indruk maakt is de naam van de ontwerper. Zo'n ontwerper is een merk.

Het tekent het huidige, onvolwassen stadium van — ontwikkeling van — geautomatiseerde informatievoorziening dat de macht van het merk daar nog bij bouwers berust. Dat moet nodig veranderen, overigens zonder dóór te slaan naar de ontwerperscult van architectuur, mode, media en noem maar op.

Ik heb twee redenen om aan te dringen op beknotting van de invloed van, zeg maar, programmeurs op de uiteindelijke informatievoorziening. De eerste reden betreft de kwaliteit van het resultaat. Want in complexe situaties zijn afwegingen onvermijdelijk. Wie programmeurs eenzijdig laat kiezen, mag niet verbaasd staan dat de nadruk op het optimaal verloop van hun bouwproces komt te liggen. En zodra dat gebeurt, is het nog maar een kleine stap naar winstmaximalisatie door die programmeursfirma. De opdrachtgever heeft dan elke grip verloren. Alleen een wonder kan nog resulteren in optimale informatievoorziening. De kans op kostbare teleurstelling is groter.

Inderdaad gaat het met projecten vaak mis. Voor opdrachtgevers is het daarbij verwarrend dat vele bouwpartijen inmiddels een ander imago voorspiegelen. "Wij nemen verantwoordelijkheid voor het hele traject," heet het dan zo dapper uit de mond van de gepolijste account manager. Er ontstaat een vals gevoel van vertrouwen, terwijl de daadwerkelijke oriëntatie van de ingeschakelde partij ouderwets op programmeren blijft. De proef op de som levert meestal een kort onderzoek naar de methode(n) die het programmeerbedrijf zegt te hanteren. Daarin is en blijft het 'schrijven' van computerprogramma's centraal, hoewel de account manager daar niets over kan vertellen. Als doorbraak wordt de modellering van bedrijfsprocessen genoemd. De verkoper is immers tien-tegen-één een bedrijfskundige. Met zulke modellen als uitgangspunt kunnen, het is bijna tè mooi om waar te zijn, automatisch de programma's gemaakt worden. Hoe dat kan, automatisch? Dat lukt met een zgn programmagenerator.

Dat klinkt allemaal heel geloofwaardig, dat van die bedrijfsmodellen. "Eindelijk sluiten die eigenwijze automatiseerders hun werk aan op primaire processen," hoor ik de opgeluchte opdrachtgevers denken. Wat een opdrachtgever echter moet begrijpen, is dat zulke modellen hun doel nooit kunnen verloochenen. En dat doel is niet zozeer de optimalisatie van de bedrijfsvoering, maar de optimalisatie van de produktie van programmatuur. Dat laatste is natuurlijk het doel van het programmatuurbedrijf, omdat daardoor een ruimere marge op geleverde arbeid ontstaat. Het is dus, zachtjes uitgedrukt, uiterst twijfelachtig of de gecreëerde bedrijfsmodellen voldoende genuanceerd het doel van het opdrachtgevende bedrijf zèlf vertegenwoordigen. De realisatie verloopt dan weliswaar efficiënt, maar de resulterende informatievoorziening is allesbehalve effectief. Een opdrachtgever kan zijn geld beter meteen weggooien.

Hoewel, bij nader inzien kan datzelfde geld beter besteed worden. Een gedeelte daarvan kan de opdrachtgever uitgeven om een echte ontwerper in te schakelen. Dat komt prima uit, want ikzelf ben zo'n ontwerper. En hiermee heb ik meteen de tweede reden genoemd om de invloed van bouwers ten gunste van ontwerpers te verminderen. Want dat is ook in mijn eigen belang.

Sinds enkele jaren ben ik trouwens actiever bezig om een samenwerking met bouwers te bereiken die in alle opzichten voordeliger voor opdrachtgevers is. Dat begon met erkenning dat de verschillen tussen informatiekundige ontwerpers en bouwers, in elk geval voorlopig, een paradox vormen. Dat vergt een evenzo paradoxale oplossing. Ik nam dus enkele bouwers in dienst van mijn ontwerpbureau. Ben ik daarmee óók een bouwer? Helemaal in overeenstemming met de oorspronkelijke paradox luidt het antwoord: ja en nee. Ja, zij ontwikkelen programmatuur. Nee, zij ontwikkelen niet de totale, operationele programmatuur voor de informatievoorziening. Als ontwerper concentreer ik me allereerst op prototypes. Dankzij eigen bouwers vertonen zulke prototypes, uiteraard mits de opdrachtgever ermee accoord gaat, op kritieke punten reeds vergaand een dwingend karakter voor verdere programmatuurontwikkeling. Namens de opdrachtgever is mijn macht ten opzichte van de bouwer dus sterk vermeerderd. Ik moet zeggen dat de kwaliteit van informatievoorziening er beslist mee gebaat is.

Het is allerminst mijn bedoeling om gaandeweg de rol van de bouwer over te nemen. Ach, natuurlijk neem ik er best een beetje bouw bij. Maar wezenlijk blijf ik ontwerper. Dat benadruk ik met de naam voor mijn kleine groep ontwerpende bouwers. Zij vormen geen programmatuurfabriek o.i.d., maar een atelier. Daarmee bouw ik als ontwerper tenminste zoiets als een zelfstandig merk op.

 

© 1997, webeditie 2001.
Eerder verschenen in: Informatie Management, 1997, nr 8/9.