31. Transactielimiet

Pieter Wisse

Dit is een hoofdstuk uit Aspecten en Fasen, in 1991 verschenen in boekvorm bij Information Dynamics.

 

 

 

Organisaties worden wat hun financiële aspect betreft vaak als huishoudingen getypeerd. Aldus verkrijgen overheidsinstellingen het etiket verbruikshuishouding. Een onderneming heet een inkomenvormende of produktiehuishouding.

 

 

Verdienen en verbruiken

Ik heb eerder gezegd dergelijk onderscheid tussen organisaties als geheel steeds minder toepasselijk te vinden. Ik zie dat ondernemingen ook processsen kennen met een verbruikskarakter. Evenzo zijn processen bij overheidsinstellingen gericht op het vormen van inkomen.1 Daarom laat ik dat onderscheid voor hele organisaties verder achterwege. Maar op zichzelf is het wel zinvol. Daarvoor moet echter een relevant niveau van beschouwing bepaald worden. En dat hangt af van omstandigheden. Soms blijft het mogelijk om een gehele organisatie bijvoorbeeld als verbruikshuishouding te typeren. Anders ligt detaillering voor de hand. Daarvoor komt allereerst proces als noemer in aanmerking. Binnen dezelfde organisatie zijn er dan naast elkaar verbruiks- èn inkomensprocessen. Dat komt steeds meer voor. Maar nòg kan de nodige duidelijkheid ontbreken. Afhankelijk van de grenzen van een proces kan daarin een mengsel van verbruiken en verdienen bestaan. Dan kan detaillering doorgezet worden. Daarvoor voer ik mijn eerdere onderverdeling van gebeurtenissen in een proces aan. Zo kom ik bij zaken terecht. Die noemer is meestal voldoende. Of, omgekeerd, de grenzen van een (soort) zaak kunnen in de praktijk meestal zo gelegd worden dat een duidelijk accent op verbruiken òf verdienen ligt. Hieruit volgt overigens dat in een gemengd proces diverse soorten zaken bestaan. Via uitvoering van de ene soort wordt inkomen verkregen. Dat kan via de andere soort verbruikt worden. In de praktijk herken ik dat. Indien definitie van zaken ook met deze invalshoek rekening houdt komt dat overzichtelijkheid en dus ook financieel beheer ten goede.

Ik vind een genuanceerdere benadering van verbruiken en verdienen realistischer dan het plakken van één etiket op een gehele organisatie. Die kan ook helpen te vermijden dat dogmatisch aan traditionele methoden van boekhouden vastgehouden wordt. Zodra erkend wordt dat in dezelfde organisatie definitieve transacties volgens beide richtingen voorkomen kan dat tenminste in instrumenten voor financieel beheer tot uitdrukking komen. Vernieuwingen zijn vaak belemmerd omdat typeringen te grootschalig zijn. Dat geldt ook weer voor boekhouden. Dan luidt de redenering:

1. Dit is een overheidsinstelling
2. Dat is een verbruikshuishouding
3. Daarop is de kameraalstijl van toepassing.

Op vergelijkbare manier komt een onderneming altijd op toepassing van een commerciële administratie uit. Dit leidt vaak tot onzin. Organisaties zijn steeds gemengder geworden. In dezelfde organisatie wordt verdient èn verbruikt. En juist overheidsinstellingen zijn daaraan zeker meer aandacht gaan besteden. Maar dat leidt nog bijna altijd tot een keuze tùssen boekhoudkundige methoden in plaats van vóór een synthese. Zó gaat het binnen een overheidsinstelling vaak. Organisatorische eenheden met een overwegend producerend karakter hanteren louter een methode voor commerciële boekhouding. Overkoepelend is er een zogenaamde algemene dienst ingesteld waarvoor de boekhouding weer volgens de kameraalstijl ingericht is. In ondernemingen wordt zelfs zo'n keuze helemaal niet overwogen. Want de kameraalstijl is totaal onbekend. Daar wordt altijd een commerciële boekhouding gevoerd. En dit acht ik onder bepaalde omstandigheden evenmin toepasselijk.

Relationeel boekhouden verenigt eigenschappen van kameraalstijl en commerciële boekhouding. Dat betekent dat er voor de gehele organisatie één boekhoudkundige methode is. Toepassing ervan geschiedt afhankelijk van het karakter van processen, daarin voorkomende zaken enzovoort. De synthese maakt financieel beheer overzichtelijker voor overheidsinstellingen waarin thans kameraalstijl en commercieel boekhouden náást elkaar voor verschillende eenheden gebruikt worden. Voor organisaties die zich nog op één van beide traditionele methoden concentreren biedt relationeel boekhouden een opening naar tot dusver veronachtzaamde aspecten. Dit geldt voor zowel overheidsinstellingen als ondernemingen. In de kameraalstijl gaat de aandacht voor verbruiken ten koste van die voor inkomen en vermogen. Bij ondernemingen en hun commerciële boekhouding ligt dat precies andersom. En daar zie ik steeds meer noodzaak aandacht óók op verbruiken te richten. Daarvoor moet ondermeer de boekhoudkundige methode adequate mogelijkheden bieden. Die moet financiële gegevens over verdienen en verbruiken kunnen verenigen.

Verbruiken en verdienen zijn niet symmetrisch. Een voorbeeld heb ik elders reeds gegeven. Noem een verplichting die een derde opgelegd is op grond waarvan hij/zij een bedrag moet betalen een ontvangstverplichting (van de organisatie). En wanneer omgekeerd de organisatie aan een derde een bedrag verschuldigd is heet dat een uitgavenverplichting. En veronderstel ook dat die verplichtingen niet teniet gedaan worden omdat betrokken partijen voorwaarden verzaken. Een ontvangstverplichting is dikwijls met meer onzekerheden omgeven dan een uitgavenverplichting. Althans vanuit het gezichtspunt van de organisatie. Het tijdstip van een uitgaande betaling die erbij hoort is immers tot op grote hoogte door de organisatie zèlf bepaald. Dat ligt anders bij de meeste ontvangstverplichtingen. Het tijdstip van ontvangst is afhankelijk van handelingen van een derde. Er zijn manieren om de onzekerheid omtrent tijdstip van ontvangst te beïnvloeden. Dreiging met boetes behoort daartoe. Maar dergelijke middelen moeten maatschappelijk aanvaardbaar zijn. Onzekerheid mag niet tegen iedere prijs van een organisatie op derden afgewenteld worden. Dat blijkt overigens ook geen verstandige koers. In zekere, ruime zin behoren derden eveneens tot de organisatie.2 Een stok om een hond te slaan blijkt maar al te vaak een boemerang. De uiteindelijke schade is dan aanmerkelijk groter dan het beoogde voordeel. Hier gaat het erom dat a priori geen symmetrie tussen verbruiken en verdienen bestaat. Dat zie ik dus hoofdzakelijk als gevolg van verschillende relaties met derden. Er kunnen andere factoren zijn maar dat doet er niet toe.

Hoewel symmetrie ontbreekt meen ik vele overeenkomsten te ontdekken. En daarop wil ik verder de nadruk leggen. In dit hoofdstuk komt het onderwerp transactielimiet aan bod. Dat vind ik een praktisch onderwerp van belang. Financieel beheer kan grotendeels in dat licht geplaatst worden. Ik wil toelichting echter beperken. Daarom heb ik voor transactielimieten in de richting van verbruiken gekozen. Voor de omgekeerde richting van verdienen gaat overwegend hetzelfde op. Maar soms niet alles. Dat komt dus omdat verbruiken en verdienen niet geheel symmetrisch zijn. Wat aantekeningen betreft gaat stellig vergaand op dat de rekentekens slechts omgekeerd behoeven te worden. Wat in de ene richting van verbruiken plus/minus is wordt in andere richting van verdienen eenvoudigweg minus/plus. Voor de uitwerking in procedures en daarin de beoordeling van transacties ten opzichte van één of meer limieten kunnen overeenkomsten echter verder weg liggen. Op die mogelijke verschillen wijs ik slechts in het algemeen. Die vragen in concrete situaties bijzondere aandacht. Verder laat ik een onderwerp als rechtmatigheid van een (definiteve) transactie buiten mijn bestek. Mijn toelichting blijft schetsmatig. Ik ben er vooral opuit diverse verbanden tussen gegevens na te lopen en algemene voorbeelden van noodzakelijke rapportages te geven.

 

 

Tijdig oordeel

Eén of andere limiet komt aan de orde tijdens de beoordeling van een voorgenomen transactie. Ik beschouw een limiet hier als een bovengrens. Hoever mogen veranderingen in het financiële aspect gaan? In zijn eenvoudigste opzet betreft beoordeling het vermijden van eventuele overschrijding. Van welke grens? De toevoeging eventueel is hier essentieel. Als resultaat van de beoordeling, te weten wanneer de limiet overschreden dreigt te worden, moet de transactie-in-behandeling in kwestie geblokkeerd kunnen worden. Hieruit volgt meteen wanneer het in ieder geval te laat is voor zo'n beoordeling. Dat is nadat een transactie definitief gerealiseerd is. Mosterd na de maaltijd. Hoogstens kunnen veranderingen zo niet ongedaan gemaakt maar hersteld worden door een nieuwe transactie in omgekeerde richting.

Op tijdigheid van beoordeling heb ik reeds meermalen gehamerd. Zie bijvoorbeeld hoofdstuk 4 over en met mijn vroege tijdschriftartikel over relationeel boekhouden als synthese. Daarin noem ik verschrijvingen onder andere een reactie op ongewenste feiten. Omdat een definitieve transactie bij nader inzien niet een limiet eerbiedigt wordt registratie soms geblokkeerd of geschiedt volgens ontwijkende aanwijzingen. Dat acht ik geheel onjuist. Het verkeerde, achterhaalde tijdstip van beoordeling mag niet leiden tot valse aantekeningen. Daarbij zie ik weglaten ervan eveneens als vals.

Het is overigens niet zo verwonderlijk dat beoordeling dikwijls (nog) te laat gebeurt. Dat komt door werkverdeling in organisatorisch verband. De benodigde gegevens, indien aanwezig, zijn bij toepassing van gespecialiseerde methoden en technieken meestal slechts toegankelijk voor gespecialiseerde medewerkers van aparte (staf)eenheden. De feitelijke beslissing omtrent realisatie van een transactie wordt echter elders genomen. Zonder gegevens in de verantwoordelijke lijn blijft een beoordeling ten opzichte van een limiet achterwege. Eigenlijk rest slechts registratie van een voldongen feit. Maar zijn er geen regels? Financiële medewerkers gaan tijdens registratie dikwijls nogeens bezien of het bedrag van de, inmiddels definitieve, transactie aan een limiet voldoet. En op grond van hun bevindingen worden aantekeningen zonodig aangepast. Dat betekent ontkenning van het werkelijke verloop van een proces. Omwille van betrouwbaarheid van gegevens mag zoiets niet gebeuren. Ik vind het dan strikt genomen zuiverder om beoordeling van afzonderlijke transacties maar te laten vallen. Want die beoordeling moet onderdeel uitmaken van beslissingen vóórdat een transactie definitief tot stand komt. Daarmee hoort de beoordeling middenin procedures. En daar is die slechts zinvol uitvoerbaar indien op dàt ogenblik benodigde rapportages geleverd kunnen worden. Automatiseringsmiddelen verschaffen daartoe steeds meer mogelijkheden. Dan is het vooral zaak om samenhang tussen relevante gegevensverzamelingen te waarborgen. Daarmee kunnen belemmeringen voor tijdige beoordeling opgeheven worden. De voordelen daarvan gaan verder dan rechtmatigheid die door het overschrijden van een limiet in het gedrang zou kunnen komen. Moet een verkeerde transactie niet hersteld worden? Dat vergt allemaal extra werk en zeker niet het eenvoudigste. Dat wordt helemaal lastig wanneer er geen wettelijke basis voor dergelijke correcties bestaat. Dan kan het lang duren voordat een derde bijvoorbeeld een naar gebleken te hoge betaling retourneert. De eenvoud van financieel beheer en daarmee van processen als geheel is sterk gediend met juiste en dus tijdige beoordeling die onder andere met transactielimieten rekening houdt.

 

 

Wijkende limieten

Wat is een limiet? Mijn toelichting blijft schetsmatig mede omdat ik hierop geen uitputtend antwoord kan geven. Want een limiet is door omstandigheden bepaald. En er kunnen zelfs verschillende zijn. Wanneer ik aan het loket geld van mijn privé-rekening ga opnemen betrekt de bankemployee mijn saldo in zijn beoordeling. Eigenlijk kan ik netzoveel geld opnemen als mijn saldo bedraagt. Op een reserve voor cheques die ik elders wellicht al uitgeschreven heb wordt daarbij niet gelet. Om mijn avonturen met cheques voor de bank overzichtelijk te houden geldt slechts pèr cheque een limiet. En wanneer ik eens apart over een lening kom praten krijgt limiet ongetwijfeld weer een andere waarde.3 Dit voorbeeld van een privé-rekening toont direct dat een limiet geen onneembare hindernis respectievelijk onwrikbare verdediging behoeft te zijn. Naar omstandigheden kan een voorgenomen transactie ondanks overschrijding van een limiet toch toegestaan worden. Of de limiet als grens wordt verlaagd. Dat kan resultaat van een actieve beoordeling zijn maar ook van een passieve. Wanneer ik alle cheques in mijn bezit tot het toegestane maximum uitschrijf sta ik gauw bij de bank in de schulden. Dat kan de bank niet meer vermijden nadat ik de cheques ontvangen heb. Maar ach, de bank verdient weer aan de rente. Dat wordt voor zo'n organisatie met mijn bankroet (misschien) pas een probleem.

Veel organisaties, zeker overheidsinstellingen, werken niet met doelen en regels die voor een bank gelden. Hoewel ik hier met bankvoorwaarden een eerste verkenning van limieten biedt zijn enkele van die limieten voor transacties in het kader van verbruiken niet geheel representatief. Een bank kan zich bij overschrijding een ogenschijnlijk lakoniekere opstelling veroorloven omdat de klant dan rente moet betalen. Andere organisaties kennen, ondanks veelal verwoede pogingen, dikwijls geen processen waarin regels de financiële marges altijd in eigen voordeel laten uitvallen. Dat roept om eerdere en strakkere beoordeling van voorgenomen transacties ten opzichte van een limiet om nadelige gevolgen (voor de financiële positie van de organisatie) te vermijden. In het algemeen moet bij andere spelregels het onderwerp transactielimiet een aangepaste benadering krijgen. Ik herhaal dat mijn toelichting hier vooral verbruiksprocessen danwel -zaken betreft.

Met één of andere impuls begint een procedure. Er wordt naar realisatie van een definitieve transactie gewerkt. Ik vind het verstandig zo vroeg mogelijk die eventuele uitkomst te beoordelen. Belangrijke criteria betreffen dus rechtmatigheid maar zonodig moet ook op de hoogte van het onderhavige bedrag gelet worden.4 De meest eenvoudige toets kent wat meestal een absolute transactielimiet heet. Zolang een voorgenomen transactie met haar bedrag die niet overschrijdt bestaat er in dat opzicht voor realisatie geen belemmering. Dat is dus vergelijkbaar met het bedrag waarvoor een cheque gewaarborgd is. Daarmee is meteen duidelijk dat een procedure andere beoordelingen kan of zelfs moet bevatten. Op de cheque moet ik verder een nummer schrijven. En mijn handtekening zetten. Nummer en handtekening moeten tevens aanwezig zijn op een kaartje dat ik moet laten zien. Bij gebrek aan vertrouwen bij de ontvanger moet ik nogeens een officieel legitimatiebewijs tonen. Enzovoort. Maar wat het bedrag betreft is de kous af zolang ik de absolute limiet niet overschrijd.

Die beoordeling is dikwijls echter niet toereikend. Neem een verbruiksproces waarvoor een budget toegewezen is. Dat budget voor, zeg, subsidies mag niet overschreden worden. Stel dat definitieve transacties allereerst verplichtingen betreffen. Als waarborg voor een eerlijke verdeling is wellicht bepaald dat iedere derde aan desbetreffende subsidie niet meer dan een vantevoren vastgesteld bedrag mag ontvangen.5 Dan geldt dat bedrag allereerst voor de verplichtingen als absolute transactielimiet. Daarmee zal betaling (later) overeenstemmen. In dit voorbeeld geldt de transactielimiet niet iedere afzonderlijke transactie maar de som van verplichtingen jegens een afzonderlijke derde. Die som kan lager zijn dan de transactielimiet, of eraan gelijk. In beginsel niet hoger. Met reden schrijf ik wederom: in beginsel. Want dogmatisch is misschien eenvoudig maar niet altijd rechtvaardig. Na zorgvuldige beoordeling moet óók een absolute limiet, i.e. wat ervoor doorging, overschreden kunnen worden. Maar goed, het budget is niet zonder bedoelingen toegekend. Eén daarvan is dat verplichtingen jegens alle derden tezamen het toekende budget niet overschrijden. Dat houdt in dat niet teveel derden zo'n subsidie moeten aanvragen. Als dat gebeurt moet die aan (sommige) derden onthouden worden. Dat gebeurt dan niet omdat het bedrag pèr derde de absolute limiet daarvoor passeert maar omdat het budget als absolute transactielimiet voor alle verplichtingen tezamen overschreden zou worden. Het is vaak niet onredelijk dat in de vorm van een budget zo'n grens geldt. Voor de organisatie en vooral haar financiers blijft onzekerheid daarmee beperkt. En derden moeten beseffen dat subsidies in dit proces blijkbaar op volgorde van behandeling o.i.d. toegekend worden. Wie laat een subsidie aanvraagt kan achter het net vissen. Daar zit natuurlijk een zekere tegenstrijdigheid in die pas in de kleine lettertjes opgelost blijkt te zijn. Want daar staat dat de voorraad kennelijk beperkt is. Ik heb hierop geen antwoord. Eerder heb ik zelfs gezegd dat redelijke onzekerheid altijd aanvaard moet worden. Daarop moet de keuze van een hoogste dimensie afgestemd zijn. Dat kan dus ook de dimensie van het principe zijn. Als die gekozen is zijn er echter geen effectieve grenzen. Overigens versnelt ontkenning van die mogelijkheid het moment dat de principiële keuze onontkoombaar is. Een proces kan inderdaad onbeheersbaar worden indien geen budgettaire grenzen bestaan. Zonder grenzen zouden financiële middelen ter verbruik door het proces moeten blijven toestromen wanneer de vraag naar die subsidies aanhoudt. Maar is er nog een realistische limiet denkbaar?

Waar kan ruimte liggen wanneer bijvoorbeeld verplichtingen en later betalingen toch een budgettaire limiet overschrijden? De toewijzende instantie is natuurlijk geneigd allereerst naar budgetten voor andere processen in dezelfde organisatie te kijken. Misschien bestaat voor een ander proces zicht op minder verplichtingen dan verwacht zodat een gedeelte van het budget voor overheveling beschikbaar is. Dit pleit er overigens voor om zoveel mogelijk processen met in financieel opzicht tegengesteld gedrag in dezelfde organisatie als geheel of zelfs eenheid ervan onder te brengen. Zulke complementaire eigenschappen bieden natuurlijke mogelijkheden voor overheveling. Indien die binnen de eigen eenheid respectievelijk organisatie als geheel ontbreken moet de budgettaire limiet gerespecteerd blijven. Of de toewijzende instantie aangesproken. Voor nederlandse rijksinstellingen/ministeries is dat de volksvertegenwoordiging die een begroting kan verhogen.

 

 

Toegespitste rapportages

In vogelvlucht heb ik hier enkele limieten behandeld. Dit overzicht is geenszins volledig. Volledigheid is wederom een illusie. Allerlei criteria kunnen naar limieten vertaald zijn.6 Die geschetste limieten vertegenwoordigen als het ware een keten van beoordelingen. Daarbij heb ik steeds verondersteld dat iedere toets geschiedt op grond van adequate rapportages. Met nadruk hierop, en op hun betekenis hier als voorbeelden, ga ik deze transactielimieten nogeens na.

Ik begin wederom bij een absolute transactielimiet. Het is gevaarlijk die als parameter van een bepaald soort procedure te beschouwen. Zoals ik aangaf kan die limiet op de som der uitkomsten van verschillende procedures van toepassing zijn. Dan loopt de keten als volgt. Zelfs wanneer de eerste beoordeling positief uitvalt, i.e. de voorgenomen uitkomst van de éne procedure in kwestie overschrijdt de absolute transactielimiet niet of dat gebeurt welbewust, is er een tweede toets. Hoe staat het met de zaak als geheel? Zijn er diverse definitieve transacties en transacties-in-behandeling waarvan de bedragen opgeteld met de limiet vergeleken moeten worden? Een positief oordeel brengt de beoordelingsketen bij een derde schakel. Hoe staat het met alle zaken in het proces? Stel dat het om een toets van een voorgenomen verplichting gaat. Dreigen de verplichtingen tezamen misschien het budget dat voor het gehele proces toegekend is te overschrijden? Zo neen, dan kan de procedure vervolgd worden. Anders staan nog diverse mogelijkheden open. De procedure kan ondanks het signaal van overschrijding voortgezet worden. Of zij wordt afgebroken. Dan krijgt de derde (hopelijk) bericht dat hij geen subsidie ontvangt. Een andere mogelijkheid is blokkering van de procedure. Dan is het de bedoeling die voort te zetten zodra beoordeling ten opzichte van deze transactielimiet wèl positief uitvalt. Dat vereist hier verhoging van het budget.

Deze toetsen laten zien wat aan rapportages nodig is en hoe die via relationeel boekhouden samengesteld kunnen worden. Ik ga er daarbij vanuit dat deelboekhoudingen ingericht zijn volgens de leidraad die ik eerder voor de keuze van faseboeken in een boekencyclus voor verbruiksprocessen ontwikkeld heb. Als budget neem ik de begroting voor jaarverplichtingen. Dan vergt beoordeling dat dat budget met aangegane verplichtingen vergeleken wordt. Blijkt daaruit voldoende ruimte voor de verplichting als definitieve transactie? Dit roept enkele andere vragen op. Zijn in bedoelde rapportage uitsluitend gegevens over definitieve transacties opgenomen? Dan kunnen gegevens voor een juist oordeel ontbreken. Want de onderhavige transactie behoeft niet de enige te zijn die via een procedure onderweg naar realisatie is. Wellicht is er maar ruimte voor enkele van die transacties. Zeker bij wat grotere aantallen en/of hoge transactiebedragen moet zo'n beoordeling daarom op gegevens over transacties-in-behandeling èn definitieve transacties gebaseerd zijn. Dat werkt naar twee kanten zoals ik elders toegelicht heb. Een verplichting kan aangegaan worden wanneer overschrijding tijdelijk lijkt te zijn. Dat zou dan kunnen blijken uit een voorgenomen verhoging van het budget die als transactie-in-behandeling eveneens in de rapportage vermeld staat. Op grond van meer relevante gegevens is redelijkere beoordeling mogelijk. Dit vraagt overigens dat ook het resultaat van beoordeling voor eventuele volgende rapportages beschikbaar komt. Op enig, passend moment in een procedure moet van een voorgenomen transactie verklaard zijn dat beoordeling ten opzichte van de betrokken limiet positief verlopen is. Ná die actie komt bijvoorbeeld de verplichting al wat concreter ten laste van het budget. Definitief is die echter nog niet; er heeft immers nog geen overdracht ervan aan de derde plaatsgehad. Pas op dàt ogenblik is de transactie onherroepelijk, definitief. Daarvóór is nog invloed mogelijk op die ene procedure. Eén of meer stappen met hun acties kunnen eventueel teruggedraaid worden. Daarmee kan de procedure zelfs weer vóór het moment van beoordeling komen. De wat concretere uitputting vervalt daardoor zodat ruimte voor andere (voorgenomen) transacties ontstaat.

Er is ook de mogelijkheid dat een procedure voor realisatie van een verplichting geblokkeerd moet worden omdat het budget ervoor (nog) niet voldoende ruimte biedt. Dat is dan gebleken uit de rapportage met gegevens over andere transacties-in-behandeling en definitieve transacties. Daarvoor zijn overeenkomstige faseboeken en procedureboeken geraadpleegd. Stel dat blokkering niet bedoeld is om uitstel tot een volgend jaar met een nieuw budget te bereiken. Het is daarentegen de bedoeling het budget van het lopende jaar te verhogen. Om de mogelijkheden daarvoor te beoordelen is weer een andere rapportage nodig. Daaruit moet blijken in hoeverre andere budgetten ruimte voor overheveling bieden. Dat zal allereerst voor de eigen organisatorische eenheid bekeken moeten worden. Met inachtneming van externe regels voor beheer kan eventuele overheveling binnen die eenheid geschieden. Ik noem, naar algemeen gebruik, dergelijke overheveling tussen budgetten verder compensatie. Wie is tot overheveling, zeg, compensatie bevoegd? Dat is duidelijk, of zou dat behoren te zijn, zolang ruimte voor compensatie in budgetten van één eenheid aanwezig is. Dat is de leiding van die organisatorische eenheid. Maar het is denkbaar dat de budgetten van die ene eenheid geen ruimte voor compensatie bieden. Dat wordt trouwens weer in belangrijke mate door wettelijke eisen bepaald. Het is niet (zomaar) toegestaan om een budget voor het ene proces ten koste van dat van een ander te vermeerderen. Dan kan naar compensatie in het budget voor hetzelfde proces van een àndere eenheid gezocht worden. Dat vraagt een andere benadering van de noodzakelijke rapportage. Want ik veronderstel voor die andere eenheid immers een aparte deelboekhouding. De zuiverste benadering is een gecombineerde rapporage uit beide of nog meer deelboekhoudingen tegelijk. Dat is vaak (nog) niet mogelijk. De deelboekhoudingen kunnen geheel gescheiden van elkaar gevoerd worden. Er groeien onder de noemer van gespreide verwerking echter mogelijkheden om gegevens uit geheugens op verschillende lokaties te vergaren. Voor wat betreft deze verdergaande beoordeling van transactielimieten loop ik daarop maar wat vooruit. Ik vind dat het met informatievoorziening die kant op moet. In beginsel moeten gegevensverzamelingen ook fysiek gescheiden opgeslagen kunnen zijn. Voor bewerking moeten gegevens zonodig bijeengebracht worden. Dat ondervangt nadelen van decentralisatie waarvan ik verder vooral voordelen zie. Het gaat om evenwicht tussen autonomie en coördinatie. De toepassing van automatiseringsmiddelen biedt hiervoor nu een realistisch perspectief. Gespreide verwerking waardoor gegevens zelfs uit verschillende deelboekhoudingen in een rapportage samengevoegd kunnen worden waarborgt actualiteit. Die gaat verloren wanneer een dergelijke rapportage bijvoorbeeld aan de inhoud van een hogere deelboekhouding ontleend wordt. Want dan moet er op periodieke verdichting gewacht worden. Dat leidt tot vertragingen. En in verantwoordingen volgens verticale relaties zijn per definitie transacties-in-behandeling niet verwerkt. Hierbij teken ik overigens meteen weer aan dat het hier om een procedure op het lagere niveau gaat. Voor een benodigde rapportage kan eventueel een hoger niveau geraadpleegd worden. Maar dat raad ik dus niet aan. Op dat hogere niveau zèlf zijn ook beoordelingen aan de orde. Zo spreekt uit de verantwoordingen uiteraard wel een algemener beeld. Een dreigende overschrijding respectievelijk onderuitputting kan gesignaleerd worden. Dan kunnen compenserende maatregelen worden getroffen voordat een transactielimiet daadwerkelijk overschreden gaat worden. Dit klinkt eenvoudiger dan het is. Allereerst wordt een hogere deelboekhouding slechts periodiek met financiële verantwoordingen bijgewerkt. Voorts veronderstelt anticiperende compensatie open overleg tussen de betrokken verantwoordelijke functionarissen. Dat blijft vaak uit. Dan moet er achteraf gereageerd worden en dat gebeurt in de praktijk dan door financiële medewerkers. Die blijken in dat (te) late stadium veelal zelfstandig compensatie te verichten.7 Bij lijnfunctionarissen in overheidsinstellingen bestaat door hun aandacht voor beleid nog maar weinig aandacht voor financieel beheer. Wanneer dat niet verandert blijven financiële medewerkers in hun isolement. Zodra lijnfunctionarissen zich actief met transactielimieten en dergelijke gaan bezighouden, en zich voor dat onderwerp ook duidelijker verantwoordelijk voelen, moet de oriëntatie naar anticiperen kunnen wijzigen.

 

 

Obstakels en signalen

Toelichting op transactielimieten in een verbruiksproces heb ik tot dusver eenvoudig proberen te houden. Maar uit een procedure voor het aangaan van een verplichting blijkt dat er zonodig een hele keten van beoordelingen is. Voor iedere schakel heeft de transactielimiet een andere waarde inclusief mate van aantastbaarheid. Ik maak het nu wat ingewikkelder door een procedure voor het betalen van een kostendeclaratie erbij te betrekken. Het blijft hetzelfde proces. Ik veronderstel dat, na een verplichting inclusief eventuele wijzigingen, de toegekende subsidie pas op basis van bewijsstukken betaald wordt. Die moeten tonen dat aan gestelde voorwaarden inderdaad voldaan is. Vooraf zeg ik nog in het algemeen dat met toenemende complexiteit het absolute karakter van veel transactielimieten onhoudbaar is. Het tegendeel wordt echter weleens verlangd. Onder zoiets als bewaking wordt dan verstaan dat een transactie absoluut geen doorgang mag vinden wanneer een limiet overschreden zou worden. Ik denk dat bepaalde maar niet alle limieten een absoluut karakter mogen hebben. En naar gelang van omstandigheden maak ik overigens altijd een voorbehoud. Absoluut in redelijkheid. Maar andere limieten dienen veeleer als norm teneinde signalen te ontlokken. Dan moet er kennelijk iets gebeuren, maar iets anders. Een afzonderlijke procedure behoeft daarvoor niet geblokkeerd of zelfs afgebroken te worden.

Een betaalprocedure dus. Daarmee breid ik het voorbeeld over transactielimieten uit. En steeds veronderstel ik dat verwante verzamelingen met relevante gegevens bijgehouden worden. Die zijn immers noodzakelijk voor adequate rapportages. Dit houdt ondermeer in dat de ontvangen kostendeclaratie in een procedureboek aangetekend staat. Tijdens enige stap van de procedure moet de hoogte van de declaratie onderzocht worden. Is het waarschijnlijk dat een kostendeclaratie die naar aanleiding van een verplichting binnenkomt een absolute transactielimiet heeft? Ik denk van niet. Het ligt meer voor de hand te onderzoeken of de declaratie de aangegane verplichting niet overschrijdt. Op één of andere manier moet die verplichting inclusief eventuele wijzigingen enerzijds en de declaratie-in-behandeling alsmede andere declaraties anderzijds in een rapportage samengevoegd worden. Daarvoor lijkt mij allereerst de zaak in kwestie de aangewezen invalshoek. Alle bekende transacties, definitief èn in-behandeling, verplichtingen èn betalingen, over dezelfde zaak verschijnen in de rapportage. Die maakt de toets mogelijk of de onderhavige kostendeclaratie tot overschrijding van de totale verplichtingen in die zaak leidt. Zo neen, dan zou de procedure voortgang kunnen vinden.

Maar zo eenvoudig is het niet wanneer verschillende dimensies in het spel zijn. Weliswaar kan een declaratie de toets ten opzichte van verplichtingen als (absolute) transactielimiet doorstaan maar dat verschaft nog geen zekerheid langs de kasdimensie. Het is overigens duidelijk waarom ik mijn toelichting weer tot voorbeelden beperk. Omdat de keuze van dimensies en fasen vrij is, zijn er oneindig veel varianten. Volledigheid in het vlak van concrete verschijnselen bestaat niet. Ik probeer daarom met voorbeelden enkele algemene karakteristieken van transactielimieten te beschrijven. Ik neem aan dat de verplichtingen in de zaak in kwestie tot kasramingen versleuteld zijn. Dan moet de declaratie passen in de portie voor het kasjaar waarin betaling verwacht wordt. En stel nu eens dat die beoordeling negatief is. Dat wil zeggen, een kasraming vormt als transactielimiet een belemmering om de procedure ter afwikkeling (lees: betaling) van de declaratie voort te zetten. De beoordeling ten opzichte van de absolute verplichting(en) vormde geen probleem. Dat heb ik hierboven aangenomen. Beoordeling langs de kasdimensie zou pas een obstakel opwerpen. Ikzelf ben geneigd het resultaat van deze toets als signaal op te vatten. Ik zie in dit voorbeeld de dimensie voor jaarverplichtingen immers als hoogste. Daaruit trek ik de conclusie dat een toets langs die dimensie het zwaarst weegt. Andere dimensies zijn lager en bijbehorende toetsen ondergeschikt. Dit is mijn opvatting. Er staat in theorie niets in de weg om aan toetsen langs iedere dimensie even verstrekkende conclusies te verbinden. Of om prioriteiten van dimensies te herschikken. Voor de praktijk van financieel beheer raad ik dergelijke veranderingen echter met klem af. Daardoor kunnen processen juist onbeheersbaar worden. De stremming van procedures leidt tot grote behoefte aan ad-hoc compensaties. Ik zie geen noodzaak om langs lagere dimensies met compensaties op overschrijdingen te anticiperen danwel te reageren. Zolang beoordeling volgens de hoogste dimensie betrouwbaar is geschiedt compensatie langs lagere dimensies op natuurlijke wijze. Vroeg of laat. De angst voor versnelling of vertraging van concrete geldstromen, dat wil zeggen onzekerheid op de kasdimensie want daar gaat het kennelijk om, acht ik overtrokken. Ik ben juist bang voor een averechts effect: dat te strakke transactielimieten langs ondergeschikte dimensies nodeloze belemmeringen opwerpen. De geloofwaardigheid van financieel beheer zakt dan verder terwijl het isolement eigenlijk verbroken moet worden. Omgekeerd bestrijdt een redelijke hantering van transactielimieten de gevreesde onzekerheid langs de kasdimensie.

 

 

Toenemende reikwijdte

Door uitbreiding met een kostendeclaratie introduceerde ik transactielimieten langs een aanvullende dimensie. Dat is hier de kasdimensie. Maar al naar gelang er dimensies toegekend zijn moeten beoordelingen plaatshebben. Dat gebeurt overal met toenemende reikwijdte indien een beoordeling negatief uitvalt. In eerste aanleg beperken toets en bijbehorende transactielimiet zich waarschijnlijk tot een zaak, en wel het financiële aspect ervan volgens de respectievelijke dimensies. Zonder dreigende overschrijding kan een procedure voortgaan. Het andere uiterste vormt het finaal afbreken. Daartussen ligt de mogelijkheid van blokkering. Dan staakt de procedure zèlf tijdelijk. Intussen kunnen één of meer andere procedures uitgevoerd danwel voortgezet worden teneinde alsnog aan de gestelde limiet te voldoen. Als oplossing heb ik nog niet vermindering van het transactiebedrag genoemd. Want dat kan uiteraard ook. Een lagere verplichting past misschien nog wel binnen het budget. En een lagere kostendeclaratie binnen de verplichting. Ik heb wel vertraging reeds gesuggereerd. Latere betaling past dan in de kasraming voor een volgend jaar. Maar wanneer verlaging van het transactiebedrag niet aan de orde is, en de procedure niet definitief afgebroken, moet aan verhoging van de transactielimiet(en) gedacht worden. Daarmee is na een aparte zaak of zoiets meestal een tweede grens bereikt waarop transactielimieten betrekking kunnen hebben. Dat is de grens van het overkoepelde proces. Binnen hetzelfde proces kan voor de ene zaak compensatie bij een andere gezocht worden. Zonder gevaar is dat niet. Indien er reeds verplichtingen aangegaan zijn moet wat er eens van de ene zaak geleend werd ooit weer teruggegeven worden. Al met al kan compensatie tamelijk ingewikkeld worden indien àlle betrokken dimensies daarbij in gelijke mate betrokken moeten zijn. Ik acht het daarom weer verstandig de aandacht vooral en zonodig uitsluitend op de hoogste dimensie te richten. Dan moeten de andere dimensies vanwege de aangebrachte samenhang ééns volgen. Ik bedoel daarmee dat verhoging van een begroting voor jaarverplichtingen natuurlijk wel dienovereenkomstig in kasbegrotingen verwerkt moet worden. De toets of de kasramingen van een verplichting dan passen binnen de aangevulde kasbegrotingen vind ik echter minder belangrijk. Omdat de andere dimensie een hogere prioriteit heeft zie ik de begroting voor jaarverplichtingen als de voornaamste transactielimiet. Ik voeg eraan toe: in dit voorbeeld. Andere processen kunnen hogere dimensies kennen. Of slechts een kasdimensie. Daarin is in wettelijke eisen weliswaar thans niet voorzien maar mijn voorkeur daarvoor wens ik nogeens te vermelden.

Het kan zijn dat binnen hetzelfde proces geen mogelijkheid voor compensatie bestaat. Maar daarvoor was nog niet buiten de grenzen van een organisatorische eenheid gekeken. Indien de jacht naar meer ruimte, i.e. het passeren van de eerder gestelde transactielimiet, voortgezet wordt staan er diverse wegen open. Allereerst naar compensatie tussen de budgetten die voor verschillende processen aan de eenheid toegewezen zijn. Wanneer dat resultaat oplevert wordt er blijkbaar met een budget voor een ànder proces gecompenseerd. Het is de vraag of dat wenselijk of zelfs toegestaan is. Anders moet er naar ruimte worden gezocht binnen de gezamenlijke budgetten die voor hetzelfde proces aan verschillende eenheden toegewezen zijn. Blijft die jacht eveneens zonder resultaat dan kan er nog naar ruimte in àndere budgetten van àndere eenheden gezocht worden. Levert dat nog niets op dan is de organisatie op externe financiering aangewezen.

Iedere beoordeling vergt financiële rapportages. Die kunnen als het goed is uit de inhoud van de deelboekhoudingen met faseboeken en daarmee samenhangende procedureboeken samengesteld worden. De meest beperkte beoordelingen volgen uitputtingsrelaties tussen rekeningen. Uit de gegevens wordt een selectie volgens zaakidentificatie gemaakt. Daarvoor worden zowel faseboeken als procedureboeken geraadpleegd. Een rapportage die bij de stand van een proces aansluit moet immers (financiële) gegevens over definitieve transacties èn transacties-in-behandeling bevatten. En dit geldt voor alle rapprtages, niet alleen per zaak of vervolgens per proces. Dat is ook nodig voor omvattender rapportages, zoals over processen en dan deelboekhoudingen heen. In uitgebreidere rapportages moeten zonodig ook andere relaties tussen rekeningen gevolgd worden. Neem bijvoorbeeld het aangaan van een verplichting waarvoor eveneens kasramingen nodig zijn. Eigenlijk kan de procedure voor de absolute verplichting niet verder zolang niet vaststaat of de kasramingen binnen de toegewezen kasbegrotingen passen. Indien aan de transactielimiet(en) volgens de kasdimensie evenveel belang gehecht wordt zijn ingewikkelde relaties tussen procedures onontkoombaar. Want dat zou bijvoorbeeld op het volgende neerkomen. De procedure gericht op de kasdimensie zou verder afgewikkeld moeten zijn alvorens de procedure langs de verplichtingendimensie voortgezet kan worden. Of in het concrete voorbeeld: allereerst moet de beoordeling van kasramingen ten opzichte van kasbegrotingen geschieden. Klopt dat dan moet die procedure geblokkeerd worden. De beurt is weer aan de procedure waarmee de absolute jaarverplichting gerealiseerd wordt. Past dat bedrag (nog steeds) binnen de begroting voor jaarverplichtingen? Bij een positief oordeel kunnen beide procedures verder. Wat er in het andere geval kan gebeuren heb ik hierboven al proberen te schetsen. Dan is een volgende schakel in de beoordelingsketen rond transactielimieten aan de beurt. Een indruk hoe ingewikkeld dat allemaal kan worden ontstaat wellicht bij herhaalde lezing van de passages hierboven. Interferentie is bijkans onontkoombaar wanneer geen duidelijke prioriteiten gelden.

Voor rijksinstellingen moet daarom iets over prioriteiten in de Comptabiliteitswet geregeld zijn. Ik heb daarvoor in hoofdstuk 23 getiteld pluralisme algemene aanwijzingen verschaft. Naar de karakteristieken van een proces, en dat in ruime zin genomen, geldt dan een hoogste dimensie. De noodzaak voor zo'n duidelijke prioriteit heb ik hier met toelichting op transactielimieten kunnen onderstrepen. In het algemeen meen ik dat wettelijke eisen en afgeleide regels en voorschriften opgesteld worden zonder intensieve aandacht voor praktische gevolgen. Een extra dimensie, of hoe dat ook in wettelijke eisen geformuleerd moet zijn, kan bijvoorbeeld tot veel extra gegevens leiden. Stel dat kasramingen (van aangegane verplichtingen) niet facultatief maar verplicht zijn. Dat is dan meer dan een verdubbeling van aantekeningen. Automatiseringsmiddelen kunnen die last niet geheel opvangen. Er zullen altijd verstandige mensen kritieke werkzaamheden moeten uitvoeren. Vooral daarbij moet stilgestaan worden. De theorie van wettelijke eisen is één ding, haalbaarheid maar al te vaak iets anders. Het begrippenkader van relationeel boekhouden kan hierbij ook diensten als analyse-instrument bieden. Gevolgen kunnen in concrete dimensies en faseboeken getoond worden. Naast kwalitatieve aspecten is het mogelijk hoeveelheden transacties per faseboek te schatten. Dat geeft een idee van de werkzaamheden voor eigen medewerkers. Adequaat financieel beheer vereist dat alle relevante aspecten in evenwichtig verband overwogen zijn.

 

 

Meer-dimensionale oriëntatie

Ik ben er hopelijk tenminste in geslaagd te verklaren dat dimensies gevolgen (kunnen) hebben voor beoordelingsketens rond transactielimieten. Met iedere dimensie erbij wordt die keten complexer tenzij eenvoudigweg altijd prioriteit voor de hoogste dimensie bestaat. Maar ook dan blijft het onderwerp transactielimiet een genuanceerde benadering vergen. Er kunnen verschillen per proces nodig zijn. En daarbinnen zelfs naar verschillende soorten zaken. En tenslotte per procedure. Is er sprake van een absolute transactielimiet? Behoeft voor een relatieve limiet slechts de uitputting volgens de primaire dimensie nagegaan te worden? Of zijn complexere beoordelingen nodig waarbij bijvoorbeeld versleutelingsrelaties tussen rekeningen gevolgd moeten worden? Dan zijn er misschien toch processen waarbij alleen maar op een absolute limiet gelet behoeft te worden; iedere transactie met een lager bedrag kan, zolang ook aan andere voorwaarden is voldaan, gerealiseerd worden. Of anders moet er toch een transactielimiet volgens uitputting bekeken worden. Kan er over de grenzen van zaken gecompenseerd worden? Ligt de grens dan bij het proces voor dezelfde organisatorische eenheid?

Dergelijke vragen wijzen eigenlijk allemaal weer op variabelen. Ik vind daarom ook voor het onderwerp transactielimiet een variabele benadering op zijn plaats. Althans, voorzover mogelijk. Juist mensen moeten bij die beoordelingen de voornaamste rol (kunnen) spelen. De relevante keuzes komen in een overeenkomstig gedeelte van een parameterschema tot uitdrukking. Daarmee zijn ook voor dit onderwerp instelbare voorzieningen beschikbaar. Op voordelen van flexibiliteit ga ik hier niet meer apart in. Die zullen inmiddels duidelijk zijn.

De potentiële moeilijkheden rond transactielimieten worden vooral onderschat omdat veel mensen nog uitsluitend een één-dimensionaal financieel ofwel begrotingsstelsel kennen. Ikzelf kon deze aanduiding één-dimensionaal overigens pas gebruiken nadat ik het begrip dimensie voor financieel beheer of, beter, voor het financiële aspect van een organisatie expliciet herkend had. Anders blijft het zelfs onmogelijk om de traditionelere stelsels als zodanig te benoemen. En dat verklaart die onderschatting. In een één-dimensionaal stelsel komen naast een eventuele absolute limiet slechts transactielimieten volgens uitputtingsrelaties aan bod. Andere dimensies bestaan eenvoudigweg niet. Dus blijft doorwerking van gevolgen daarnaartoe buiten het gezichtsveld. Maar via bijvoorbeeld figuren van een uitgebreide boekencyclus zijn die herkenbaar. Dat laat zien dat in Nederland een geïntegreerd verplichtingen-kasstelsel voor rijksinstellingen voorgeschreven wordt zonder een daarbij wèrkelijk passende benadering van het onderwerp transactielimieten. Ik beweer dat het praktisch onwerkbaar is om de benadering uit het kasstelsel op beide dimensies en misschien nog meer toe te passen. Dat leidt, zoals ik zei, onvermijdelijk tot interferentie tussen procedures: een onontwarbare knoop.

De weg naar grotere beheersing leidt helemaal niet via strikte transactielimieten langs ondergeschikte dimensies. En daarbij veronderstel ik steeds dat de kasdimensie de laagste is. Ik vind dat toekenning van een hoogste dimensie in beginsel geen vrijstellingen meer mag inhouden. De begroting volgens de hoogste dimensie verschaft daarmee de duidelijkste transactielimiet. Een organisatie mag dàt bedrag met uiteindelijke betalingen niet overschrijden. Afwijkingen volgens lagere dimensies kunnen dan niets meer zijn dan verschuivingen in de tijd. Versnelling van uitgaande betalingen verhoogt rentelasten terwijl vertraging die lasten vermindert. Bij hoge inflatie zou versnelling daarentegen een lager absoluut bedrag kunnen betekenen. Enzovoort. Ik vind die gevolgen ten opzichte van de hoogste dimensie echter van ondergeschikt belang. Er is misschien zelfs iets voor te zeggen om de baten en lasten ten gevolgen van temporale verschuivingen bij de uitvoerende organisatie onder te brengen. Voor versnelling zou extra geld geleend moeten worden indien intern geen ruimte ter compensatie aanwezig is. Dat kan de rijksinstelling bij een gewone bank doen. De rente komt ten eigen laste. Die kan uit begrotingen voor volgende jaren gefinancierd worden. Waarom niet? Zodra aandacht op de hoogste dimensie gericht blijft is duidelijkheid gewaarborgd. Ik heb al eerder de vraag gesteld of die duidelijkheid ook inderdaad gewenst is. De complexiteit van beheersing bij diverse dimensies tegelijk, ònbeheersbaarheid dus, heeft misschien bijzondere politieke aantrekkingskracht. Ik kan daar slechts naar gissen en dat is gevaarlijk. Ik bepleit geen bijzonder belang maar duidelijkheid. En die is met één prioriteit gediend. De politieke rol bij financiële beheersing is voor overheidsinstellingen noodzakelijk. Daarom zijn er ook speciale wettelijke eisen. Tot en met volksvertegenwoordigers moet het niet eenvoudig zijn naar behoefte van rol te wisselen.

Als politieke rol zie ik vooral indeling in processen, de keuze van een hoogste dimensie voor elk daarvan en vervolgens steeds toewijzing van begrotingen ervoor volgens die hoogste dimensie.8 De dááropvolgende beheersing van liquide middelen heeft hoe danook ondergeschikte betekenis. Dat kan vergaand aan de rijksinstellingen zelf worden overgelaten indien geschikte spelregels ontworpen zijn. Anders moet het Ministerie van Financiën als geldmakelaar blijven opereren.9 Waarom wordt die functie niet gedecentraliseerd? Of, beter gezegd, waarom wordt financiering niet als geïntegreerd aspect van ieder proces gezien?

 

 

 

noten

1. Belastingen zijn maar een voorbeeld; in enge zin bestaat de levering daar uit de aanslag.

2. Zie de paragraaf over betrokkenheid in hoofdstuk 10. Daar staat ondermeer: "Een relationeel model van een organisatie maakt zelfs geen onderscheid meer met zoiets als een omringende maatschappij."

3. Misschien krijgen àlle limieten die de bank in onze relatie hanteert op zo'n moment (eenzijdig) andere waarden.

4. De hoogte van het transactiebedrag is trouwens meestal een aspect van rechtmatigheid.

5. Een overweging waarop ik in dit hoofdstuk niet verder inga is inderdaad of transacties met één en dezelfde derde niet een bepaalde limiet over processen (en zelfs organisaties) heen overschrijden. Wenselijkheid van dergelijke beoordeling versterkt mijn argumenten voor een genuanceerde kijk op het verschijnsel transactielimiet. Ik doe hier overigens geen uitspraak over die wenselijkheid ervan. Ik wijs op consequenties voor (inrichting van) financieel beheer.

6. Zie voor een ander criterium noot 5 hierboven. En zo zijn er afhankelijk van omstandigheden vaak nog andere.

7. Dit is op zichzelf een interessant verschijnsel. Naar hun inzicht werken financiële medewerkers de boekhouding bij. Vervolgens bepaalt dàt de situatie als geheel. Dit is de zaak weer eens op z'n kop. Aantekeningen in de boekhouding zijn de definitieve transacties niet.

8. De prognose over beschikbare betaalmiddelen moet voor de volksvertegenwoordiging uiteraard zwaar wegen tijdens vervulling van haar rol. Zo'n prognose is dáárvoor als het ware transactielimiet.

9. De huidige verhoudingen in de nederlandse overheidsfinanciën zijn duidelijker aanwijsbaar indien dat ministerie van naam verandert: Ministerie van Monetaire Zaken. En het helpt verder indien een pluralistische Comptabiliteitswet (zie hoofdstuk 23) niet in de portefeuille van die minister zit. Dat kan verhoudingen wijzigen. Zo'n wet kent in mijn opvatting vooral een politiek karakter inclusief vertaling, en omgekeerd, naar algemeen bestuur. Is zij daarom niet beter op haar plaats in de portefeuille van de minister van Binnenlandse Zaken? In de regels die hij coördineert moet uiteraard óók en naar gewicht met de monetaire invalshoek, i.e. de kasdimensie, gerekend zijn. Ik denk overigens dat deze minister uit onbekendheid met een wèrkelijk pluralistisch begrotingsstelsel, en dus angst ervoor, die coördinatie niet wenst. En dat is precies de verklaring waarom het Ministerie van Financiën in de vorm van absolute prioriteit voor de kasdimensie eraan vast wil houden.

 

 

 

1991, webeditie 2003 © Pieter Wisse