15. Boekencyclus

Pieter Wisse

Dit is een hoofdstuk uit Aspecten en Fasen, in 1991 verschenen in boekvorm bij Information Dynamics.

 

 

 

In organisatorisch verband heb ik gebeurtenissen en verwante verschijnselen verondersteld. Daarover kunnen gegevens opgeslagen zijn. Als rapportages kunnen die tijdens àndere gebeurtenissen, i.e. handelingen, benut worden. Zo dienen zij beheer, in zijn betekenis van aandacht voor wat-er-gebeurt.

Iedere organisatie met een zekere wettelijke status moet beschikken over een boekhouding. Die bevat gegevens over het financiële aspect van definitieve gebeurtenissen/transacties. In dit hoofdstuk schets ik wederom enkele begrippen waarmee de boekhouding als aspect van een organisatie herkenbaar èn vervolgens ontwerpbaar is.

 

 

Leidraad

In hoofdstuk 13 heb ik gebeurtenissen in steeds kleinere groepen benoemd. Daarnaast heb ik van vergelijkbaarheid van vormen afgeleid dat hun overkoepelend verschijnsel een soort is. Voor soort zaak heb ik een apart woord vermeld. Dat is behandelingscyclus. Vergelijkbare zaken, i.e. van dezelfde soort, hebben dezelfde behandelingscyclus. En een geheel proces kent een procescyclus. Aan de hand daarvan kon ik verduidelijken dat vergelijkbare zaken in hetzelfde proces niet altijd volgens een vast stramien van gebeurtenissen/handelingen verlopen. Door het veronderstellen van een losse samenhang zijn variaties zichtbaar en daardoor beheersbaarder. Met een procedure als beperkte verzameling gebeurtenissen, gericht op het bereiken van één deelresultaat, is een zaak op haar beurt een verzameling procedures. Een behandelingscyclus verwijst aldus naar soorten procedures, inclusief de (losse) samenhang tussen concrete procedures die op grond daarvan ondernomen worden. Op dezelfde manier verwijst een procescyclus dan naar één of meer behandelingscycli inclusief de (losse) samenhang tussen zaken die daaruit voortvloeien.

Ondanks losse samenhang biedt de procescyclus een leidraad om de boekhouding op hoofdlijnen te modelleren.1 Daarvoor herhaal ik wat ik in hoofdstuk 13 gezegd heb. Door losse samenhang draagt een behandelingscyclus met zijn verwijzingen naar soorten procedures vooral het karakter van een voorkeur. Wat is a priori de gewenste volgorde van bepaalde deelresultaten? Die voorkeur is overigens, naarmate de samenhang tussen concrete procdures losser kan zijn en achteraf beschouwd, toenemend statistisch van aard. Ditzelfde geldt nu voor de cyclus voor een geheel proces. Over definitieve transacties met een financieel aspect moeten gegevens in de boekhouding aangetekend worden. Voor de diverse soorten zaken in zo'n proces kan een voorkeursvolgorde of, beter, een geidealiseerde samenhang van die transacties (als deelresultaten) vastgesteld worden. Dàt is de leidraad. Het ligt voor de hand de boekhouding overeenkomstig de geidealiseerde samenhang tussen die (soorten) deelresultaten te modelleren.

Aldus weerspiegelt (het model van) de boekhouding het proces. Dit nauwe, aantoonbare verband tussen boekhouding en proces maakt financieel beheer begrijpelijker. Ook (juist?) mensen zonder specialistische kennis kunnen daardoor financieel beheer als aspect van organisatie en haar processen herkennen.2

Ik kom even terug op het basisidee van relationeel boekhouden. De zo strikt mogelijke scheiding van registratie en rapportage heb ik vertaald naar verschillende registers. Daarin horen gegevens over het financiële aspect van overeenkomstige (soorten) definitieve transacties. Die registers heb ik faseboeken genoemd. Dankzij relaties ertussen kunnen die gegevens naar behoefte tot rapportages bewerkt worden. Maar wat betekent overeenkomstig? Via procescyclus ben ik op hetzelfde punt beland. Een boekhouding met faseboeken toont de geidealiseerde samenhang voor realisatie van deelresultaten in een proces met zaken. Maar hoe is die voorkeur, dat ideaal te bedenken? Daarvoor kunnen deelresultaten onder een beperkt aantal, wat ik noem, noemers gerangschikt worden.

Alvorens die noemers toe te lichten introduceer ik een nieuw woord, althans in de context van financieel beheer. De verzameling faseboeken met hun relaties is een boekencyclus. Een procescyclus kan ik, door de losse samenhang die ik veronderstel, niet eenvoudig schematisch afbeelden. Dankzij de beperking tot voorkeur lukt dat met een boekencyclus daarentegen prima. En omgekeerd geeft zo'n schema van een boekencyclus dan tòch een compact overzicht over het proces waarvan de boekhouding een aspect is.

 

 

Noemers

Boekencyclus heeft hier dus een boekhoudkundige betekenis. Een boekencyclus is de verzameling registers waarin financiële aantekeningen over definitieve transacties bijgehouden (moeten) worden. Ik heb in deel I over de vroege geschiedenis al veel over die registers verteld. Voor het ministerie heb ik concrete voorbeelden gegeven. En in het algemeen vind ik dat financiële aantekeningen en daarmee die registers gestandaardiseerd kunnen blijven. Maar hoe valt de keuze op concrete registers of (fase)boeken in een boekencyclus?

Zoals voor vrijwel ieder begrip geef ik geen algemeen geldig en tegelijk concreet antwoord op zo'n vraag. Ook de keuze van faseboeken is afhankelijk van omstandigheden. Dit neemt niet weg dat er meestal een duidelijke leidraad is. Dat is de geidealiseerde samenhang tussen definitieve transacties met een financieel aspect. Deze aanzet uit de vorige paragraaf werk ik hier verder uit. Daarbij laat ik trouwens uitbreiding naar meerdere processen en een delegatiepatroon nog achterwege. Ik beperk de boekhouding dus tot één deelboekhouding voor één proces. Het is wat teveel tegelijk indien de uitleg van een boekencyclus direct meerdere processen moet omvatten. Hetzelfde geldt voor een delegatiepatroon en daardoor meerdere deelboekhoudingen op verschillende niveaus. Daaraan kom ik in latere hoofdstukken (weer) toe. Het ontbreken daarvan vermindert de waarde van bedoelde leidraad voor keuze van faseboeken echter allerminst.

Zoals ik hiervoor zei is financieel beheer (uiteraard) begrijpelijker indien hoofdlijnen van processen weerspiegeld zijn in de bijbehorende boekencyclus. Daarvoor kunnen bijvoorbeeld alle procedures die doorlopen zijn als uitgangspunt gelden. Dit is inderdaad een uiterste keuze. Want er kunnen niet meer faseboeken in een deelboekhouding zijn dan verschillende procedures met hun deelresultaten. Het is al minder extreem om financiële gegevens over vergelijkbare procedures/deelresultaten in hetzelfde faseboek te registreren. Hierdoor komen aantekeningen over meerdere definitieve transacties in één faseboek terecht. In de praktijk leidt een dergelijke keuze toch tot een groot aantal faseboeken. Dit geeft nog een versnipperde aanblik terwijl een boekencyclus juist zicht op hoofdlijnen moet bieden.

Er zijn verschillende soorten procedures omdat er verschillende soorten deelresultaten zijn. En ieder deelresultaat als definitieve transactie komt op een karakteristieke manier tot stand. Dat is bepaald door al dan niet expliciete procedure-aanwijzingen, i.e. algemene kenmerken van een sóórt procedure. De werkverdeling inclusief functiescheiding om het ene soort definitieve transacties te realiseren wijkt af van een andere. De soorten gebeurtenissen/handelingen en hun samenhang zijn anders. Door de één-op-één relatie tussen procedure en deelresultaat zijn er netzoveel verschillende soorten procedures als deelresultaten. En dat biedt dus meestal geen praktisch bruikbare leidraad voor de keuze van faseboeken in een boekencyclus. Daarom moet de noemer waaronder financiële aantekeningen in hetzelfde faseboek terecht komen verder verruimd worden, te weten ruimer dan (de per definitie vergelijkbare) deelresultaten die via dezelfde soort procedure bereikt zijn.

Een ruimere noemer is herkenbaar door zoiets als een oorspronkelijk deelresultaat. Dan zijn er blijkbaar ook deelresultaten mogelijk die wijziging daarvan inhouden. En een deelresultaat als wijziging van een oorspronkelijk is op zijn beurt via kenmerkende procudere-aanwijzingen gerealiseerd. Er zijn dus ook soorten procedures voor die wijzigingen.

In hetzelfde faseboek worden financiële aantekeningen gemaakt over oorspronkelijke deelresultaten van een bepaald soort èn over alle deelresultaten die wijzigingen daarvan zijn. Alle deelresultaten die bijvoorbeeld met begrotingstoewijzing te maken hebben kunnen volgens deze leidraad dezelfde noemer delen. Dit betekent dat de bijbehorende aantekeningen allemaal in hetzelfde faseboek gemaakt worden. Daarvoor omvat een boekencyclus een overeenkomstig faseboek. Een eventuele wijziging wordt dus in hetzelfde faseboek aangetekend als haar oorspronkelijke deelresultaat. Dezelfde redenering, uitgaande van oorspronkelijke deelresultaten, leidt afhankelijk van omstandigheden tot benoeming van diverse faseboeken.3 Zo ligt het voor de hand een faseboek in te richten voor aantekeningen over alle betalingen. Weer een andere noemer heeft bijvoorbeeld betrekking op aangegane verplichtingen. Op deze manier zijn alle verschillende (soorten) procedures met hun deelresultaten gegroepeerd en tot slechts enkele hoofdlijnen teruggebracht. Hierdoor is een overzichtelijke boekencyclus gewaarborgd. Want zóveel (soorten) oorspronkelijke deelresultaten en dus faseboeken zijn er meestal niet.

 

 

De regel van uitzonderingen

Het is natuurlijk niets nieuws dat er een nauw verband bestaat tussen zoiets als een oorspronkelijk deelresultaat enerzijds en deelresultaten die als wijzigingen daarvan gelden anderzijds. Daarvan leid ik voor de boekhoudkundige praktijk evenwel inrichting van een apàrt faseboek af. Dat is waarschijnlijk wèl anders. Daarvoor volg ik een redenering vanuit een proces met zijn cyclus. Hierdoor blijft financieel beheer herkenbaar als aspect van een organisatie met processen.

Dit benadrukt nogmaals dat deelresultaten van vergelijkbare zaken niet allemaal dezelfde behoeven te zijn en in dezelfde volgorde tot stand komen. In ieder geval mogen aanwijzingen niet ten onrechte dwingend zijn. Wat is realistisch? Die vraag moet met aandacht voor verwevenheid beantwoord zijn. Vanuit één aspect gezien kan een geïdealiseerde samenhang praktisch nooit hetzelfde zijn als strakke, passende regels.

Het kan overigens wèl zinvol zijn relaties tussen specifieke procedures te veronderstellen. Maar dat moet bij een voorkeur blijven. Naarmate zo'n voorkeur meer het karakter van een gemiddelde heeft dient er meer ruimte voor afwijkingen daarvan te zijn. Dikwijls wordt het stempel uitzondering geplakt op ongewenste relaties.4 Dat wil echter allerminst zeggen dat dergelijke gevallen niet regelmatig voorkomen.5 Wie bepaalt de uitzondering?

Ik vind terughoudendheid dus gepast wat aanwijzingen voor gebeurtenissen betreft. In plaats van een vast stramien is losse samenhang redelijker. Dit neemt niet weg dat sommige relaties duidelijk zijn. Bijvoorbeeld zonder oorspronkelijke aangegane verplichting kan geen verhoging, verlaging of gehele intrekking daarvan geschieden. En een vordering in het kader van een subsidiezaak volgt op één of meer betalingen. Maar ook met dit soort relaties blijft voorzichtigheid geboden. De relatie tussen bijvoorbeeld verplichtingen en betalingen kan vaak niet aan strakke eisen gebonden zijn. Hetzelfde geldt voor verplichtingen in relatie tot een (verplichtingen)begroting. Het is stellig over het algemeen ongewenst dat er meer betaald wordt dan de aangegane verplichting bedraagt. Of dat er betaald wordt nog voordat een verplichting aangegaan is. Dat kan echter niet zonder meer verboden worden. In de praktijk kunnen omstandigheden optreden waarin betalingen hoe danook nodig zijn. Of waarin verplichtingen hoe danook aangegaan moeten worden. In een later stadium moet de zaak dan uiteraard letterlijk en figuurlijk rechtgetrokken worden.

Vanuit de invalshoek van het financiële aspect moeten soms strakke regels en voorschriften bestaan. Er zijn wettelijke eisen. Die leer moet evenwel altijd een aspect van het werkelijke leven zijn. Dit is geen oproep tot chaos. Integendeel. Een realistische benadering voor financieel beheer vermeerdert juist financiële discipline. En dit geldt voor alle aspecten. Daartussen zijn tegenstellingen gegroeid door vals onderscheid. Een gemeenschappelijk begrippenkader is onmisbaar om scheidingen weer af te breken. Wat vanuit het ene aspect bijvoorbeeld als uitzondering bestempeld wordt blijkt dat vaak met overzicht over een proces als geheel niet te zijn.

Noodzakelijke flexibiliteit betekent dat aanwijzingen voor gebeurtenissen in beginsel een losse samenhang vertonen. Voor vergelijkbare gebeurtenissen/handelingen en hun volgorde kan slechts in heel simpele gevallen een vast stramien gelden. En het lijkt trouwens erop of die niet (meer) bestaan. De paradox luidt dat eenvoud door ontkenning van complexiteit geweld aangedaan is. Juist dwangmatig beheer leidt vroeg of laat, maar altijd, tot onbeheersbaarheid.

Daarom weerspiegelt in mijn ogen een procescyclus, en daarbinnen één of meer behandelingscycli, geen strakke samenhang. Maar een boekencyclus kan volgens de gepresenteerde leidraad voor keuze van faseboeken wèl duidelijk gemodelleerd worden. Dat lukt door bundeling onder dezelfde noemer van oorspronkelijke deelresultaten en wijzigingen daarvan. Daardoor weerspiegelt de boekencyclus de volgorde waarin oorspronkelijke deelresltaten bij voorkeur tot stand komen. In zo'n beeld blijven definitieve transacties als eventuele wijzigingen dus achterwege. Dáárdoor is het model overzichtelijk maar meteen vergaand abstract wat het wèrkelijke verloop van een proces aangaat. De bijna principiële ontkenning van een vast stramien dat alle gebeurtenissen omvat vormt voor deze keuze van faseboeken geen belemmering. En tegelijk biedt een boekencyclus een abstract maar praktisch overzicht over een procescyclus. Dat hoeft immers op details niet te kloppen; het gaat om hoofdlijnen.

 

 

Fasen

Een boekencyclus bestaat uit faseboeken. De aanduiding faseboek is sterk bepaald door de hierboven geschetste leidraad. Voor oorspronkelijke deelresultaten is meestal een duidelijke voorkeur aangegeven voor de volgorde waarin zij tot stand komen. Daarvan heb ik het woord fase afgeleid. Overeenkomstig die deelresultaten lijkt een proces zich immers in fasen te voltrekken.

De leidraad is evenwel vooral praktisch bedoeld. Principieel is het daarom niet dat de registers in een boekencyclus overeenstemmen met zulke fasen in een procescyclus respectievelijk behandelingscyclus. Meer in het algemeen zijn aanduidingen van registers slechts één van de bouwstenen van de relaties tussen opgeslagen gegevens.6 Voor een verbruikshuishouding zijn het fasen waarmee ik het verband tussen boekhouding en organisatie als geheel (tot dusver) het duidelijkst herkenbaar meen te kunnen maken. Dit ligt voor andere (soorten) organisaties wellicht anders. En ook voor verbruikshuishoudingen mag een andere leidraad voor de keuze van registers niet uitgesloten zijn.

Voor het ministerie had ik registers overeenkomstig verschijningsvormen van geld bedacht. Dat was mijn ontwerpmodel waarin via achtereenvolgende verschijningsvormen een toegewezen begroting tot concrete betalingen verbruikt wordt. Het begrip verschijningsvorm vond ik het verbruikskarakter van het financiële aspect van de processen goed weergeven. Voor het tijdschriftartikel achtte ik die term echter te abstract. Daarom kwam fase ervoor in de plaats. Inmiddels zie ik duidelijke verschillen tussen de betekenissen die verschijningsvorm respectievelijk fase kunnen oproepen. Ik geef eigenlijk de voorkeur aan verschijningsvorm boven fase. Want fase, nogmaals, suggereert een beperking in de zin van strikt volgtijdelijke realisatie van gebeurtenissen, altijd in dezelfde volgorde. Die beperking wens ik niet. Ik vind zelfs dat voor de keuze van registers naar behoefte afgeweken moet kunnen worden van een oriëntatie op de volgorde waarin gebeurtenissen (bij voorkeur) geschieden. Als ik daarop doel gebruik ik de algemenere term register.7 Voor specifiekere toelichting handhaaf echter ik fase en faseboek. Dit betekent overigens niet dat ik mij tot overheidsinstellingen als verbruikshuishoudingen beperk. Relationeel boekhouden acht ik voor uiteenlopende organisaties toepasbaar. Onderscheid tussen verbruikshuishoudingen enerzijds en commerciële organisaties anderzijds behoeft allerminst toepassing van verschillende boekhoudkundige methoden te betekenen.

 

 

Evenwicht

Volgens de methode van relationeel boekhouden geschiedt registratie van financiële gegevens over definitieve transacties op een manier waarmee vooral financiële medewerkers in ondernemingen reeds lang vertrouwd zijn. Dit heeft met een bepaalde vorm van evenwicht te maken. Die lijkt op het eerste gezicht immers wat op dubbel boekhouden in een commerciële administratie.

Zoals ik hierboven aangaf moeten noemers gekozen zijn om deelresultaten met een financieel aspect in te delen. Die heten (nog) fasen. De financiële gegevens worden op boekhoudkundige rekeningen aangetekend. De verzameling rekeningen behorend bij een bepaalde fase noem ik een faseboek. Voor ieder faseboek zijn dus rekeningen vastgesteld volgens een bepaald rekeningschema.

De financiële gegevens worden in de vorm van boekingsgroepen of journaalposten aangetekend. Een groep/post bestaat uit minstens twee boekingsregels of journaalregels. In een aparte boekingsregel staat als belangrijk gegeven de identificatie van één rekening vermeld. De regel is daardoor als het ware op die rekening bijgeschreven ofwel geboekt. Een ander belangrijk gegeven is uiteraard het bedrag dat met (een aspect van) de definitieve transactie gemoeid is. Iedere boekingsgroep kent evenwicht. Dat wil zeggen dat er via een boekingsgroep netzoveel geld als vermeerdering respectievelijk als vermindering aangetekend wordt. Of, netzoveel debet als credit. Netzoveel plus als minus. Verder blijft een boekingsgroep met haar regels als financiële aantekeningen over een definitieve transactie beperkt tot één faseboek. Nooit méér. Hierdoor kent ook ieder faseboek boekhoudkundig evenwicht. In één faseboek moet, als gevolg van boekingsgroepen in evenwicht, in totaal evenveel minus tegenover plus staan. Overigens kunnen aantekeningen over meerdere definitieve transacties tot één boekingsgroep gebundeld zijn. Alle transacties moeten dan uiteraard op dezelfde fase betrekking hebben. Ieder faseboek heeft aldus als opslagplaats het karakter van een evenwichtsboekhouding. Daarom komt relationeel boekhouden mensen met ervaring in bedrijfsaministraties niet zo vreemd voor.

Voor mensen die de traditionele kameraalstijl (voor overheidsinstellingen) gewend zijn blijkt registratie van een definitieve transactie in één enkel faseboek een grote verandering te zijn. Want volgens de kameraalstijl omvat registratie feitelijk ook een beetje rapportage. Dat gebeurt door het transactiebedrag direct van een norm daarvoor af te trekken. Die norm is de geaccumuleerde, eigenlijk gedecumuleerde, financiële ruimte voor bepaalde definitieve transacties.8 Zo begreep ik de kameraalstijl tenminste in zijn toepassing bij het ministerie. Een betaling, bijvoorbeeld, wordt afgeboekt van een aangegane verplichting. Volgens relationeel boekhouden zijn registratie en rapportage gescheiden. De aangetekende gegevens vormen een potentieel aan relaties dat via postco”rdinatie voor rapportages beschikbaar is.9

 

 

 

noten

1. Ik beweer niet dat dit het enige houvast is. De methode van relationeel boekhouden staat feitelijk iedere willekeurige invalshoek toe mits de benodigde relaties tussen geregistreerde gegevens gewaarborgd zijn. Via de procescyclus komt een boekhouding, en daarmee financieel beheer, evenwel duidelijk als aspect van een organisatie met processen tot uitdrukking.

2. Of is het zo dat (als zij willen) óók specialisten dat wederom kunnen? De kritieke vraag is uiteraard hoe een specialist die verwevenheid in zijn ervaring krijgt. Zijn belang als specialist is dat blijkbaar niet. En een belang als mens betaalt, om maar iets te zeggen, in onze maatschappelijke verhoudingen niet.

3. Met opzet vermijd ik vermelding van ideale deelresultaten. Stellig verschaft de geïdealiseerde samenhang in een procescyclus de eerste, en een belangrijke, aanzet tot inventarisatie van oorspronkelijke deelresultaten. Maar misschien zijn er nog andere. Ik ben bang voor een geïdealiseerd beeld dat verder gaat dan oriëntatie. Dit ligt natuurlijk weer anders indien een ideaal steeds naar ervaringen aangepast wordt. Maar dat gebeurt zo weinig.

4. De term uitzondering wijst op een normatieve instelling. Die is mensen in een geïsoleerde positie vaak niet vreemd. Een beschrijvende, neutrale benadering moet vooringenomen oordeel zoveel mogelijk vermijden.

5. Iedereen maakt zich illusies. De werkelijkheid wordt met een ideaal verward. Zo krijgen afwijkingen daarvan a priori altijd weinig aandacht. Die worden immers niet geacht op te treden. Een vast stramien voor gebeurtenissen is evenzeer een illusie dat flexibiliteit ondermijnt. Maar juist de (administratieve) organisatie met vormgeving van procedures gaat (nog) vaak uit van het ideaal van perfectie. Dat maakt blind. De resultaten zijn beter wanneer als uitgangspunt geldt dat er altijd iets anders gebeurt dan verwacht werd. Die afwijkingen kunnen (indien nodig!) zo mogelijk gecorrigeerd worden. Afwijkingen worden vooral door specialisten echter dikwijls ontkend; die mògen er niet zijn. Op die houding werpt de theorie van de cognitieve dissonantie licht. P. Suedfeld is redacteur van het boek Attitude Change (Aldine/Atherton, 1971) waarin van hemzelf Models of Attitude Change opgenomen is. Hij zegt dat (p. 17) "[....] dissonance, is aroused when the opposite of one cognition is implied by the other." En (p. 21): "To bolster dissonance reduction, information favorable to the preferred choice may be sought out while information favoring the [....] alternative [choice] is rejected."

6. Wat een register is moet niet te letterlijk opgevat worden. De financiële gegevens over allerlei deelresultaten zijn door elkaar opgeslagen. De aanduiding van het register is daarbij één van die gegevens over ieder deelresultaat. Die kunnen een rol bij de bewerking van die gegevens tot rapportages spelen; de mogelijkheden daarvoor zijn immers door diezelfde gegevens bepaald. De grootste betekenis van (de keuze van) registers betreft eenvoudige modellering van een boekhouding en daarmee (enigszins) van het financiële aspect van processen.

7. Ik heb ook aan blok gedacht. En aan bak. Blok vind ik aardiger onder andere omdat ik een boekencyclus met kubussen ofwel blokken teken. (Daarnaast levert blok eenvoudig een nieuw woord op. Dat ontstaat als volgt. Relationeel boekhouden noemde ik enige tijd fasegewijs boekhouden. Met blok wordt dat blokgewijs boekhouden of kortweg blokhouden.) Voor dergelijke neutrale aanduidingen van een register is het echter waarschijnlijk altijd te vroeg aangezien die tever buiten de bestaande referentiekaders in het vlak van financieel beheer en boekhouden liggen.

8. De kameraalstijl is doeltreffend én -matig zolang rapportages uitsluitend of overheersend op die ruimte betrekking moeten hebben. Maar vooral voor een begrotingsstelsel met meer dimensies, zoals ik ze noem, is dat beslist niet zo.

9. "[I]nformation, like energy, has both a kenetic and a potential state" zegt R.O. Mason in 'The Value of Information' (Intellectual Foundations for Information Professionals, redacteur H.K. Achleitner, Columbia University Press, 1987, p. 41). Dit vind ik een inspirerend beeld. Maar ik zoek een ander vervolg dan Mason. Is ieder verschijnsel in potentie niet (ook) een teken? De potentiële betekenis ervan is in beginsel oneindig; verband tussen aspecten van drager en betekenis kan immers willekeurig zijn. In de praktijk van een specifiek taalspel is de potentiële betekenis evenwel beperkt. Er is daarin geen willekeurig verband tussen wat als drager kan gelden èn tegelijk de betekenis ervan. Of geldt juist dat àndere potentiële betekenissen aanwijzingen vormen dat een taalspel zich ontwikkelt? Scheiding van registratie en rapportage toont vooral potentialiteit als relevant gedurende de periode dat gegevens in een opslagplaats bewaard worden. Actuele (kinetische) betekenis is door registratie als het ware in een potentiële omgezet. Althans, dat probeert de mens die de drager door registratie creëert. De analogie met energie gaat mank omdat, door verschillende mensen die rapportages vervolgens interpreteren, er niet één referentiekader (lees ook: ervaring) bestaat. (Potentiële betekenis is voor een ondubbelzinning taalspel triviaal.
Zoiets als potentiële betekenis verklaart nogeens het problematische karakter van communicatie. Tevens maakt zo'n begrip duidelijk waarom redeneringen over waarde (en bijgevolg eigendom) van informatie vaak moeizaam zijn. De waarde van een teken kan een mens pas (enigszins) aangegeven n dat hij een potentiële betekenis geactualiseerd heeft. Zonder die actualisatie is er vanuit het gezichtspunt van de ontvanger (koper) dus geen waarde. Maar ná actualisatie bestaat de kans dat de afzender (verkoper) zijn beloning niet meer ontvangt. Beschikt de koper immers inmiddels niet over de informatie in kwestie? Dit verlangt aangepaste verkooptechnieken om financieel gewin te verzekeren. Die kunnen overigens op hun beurt grotendeels de actuele, ervaren betekenis bepalen. Zo werkt mode. Maar communicatie verloopt meestal teleurstellend. Dáárom vergt bestendige communicatie, persoonlijke ontwikkeling vooral wederzijds vertrouwen in plaats van waardering op bedrijfseconomische grondslag. Ik zie gevaar in de metafoor van handelswaar zodra deze vergaand leidt tot losse transacties met informatie en die gaat regelen. De onvermijdelijke achterdocht gaat communicatie belasten. J.F. Lyotard spreekt over de mercantilization of knowledge (The Postmodern Condition, Manchester University Press, herdruk, 1987, pp. 4/5): "The relationship of the suppliers and users of knowledge to the knowledge they supply and use is now tending, and will increasingly tend, to the form already taken by the relationship of commodity producers and consumers to the commodities they produce and consume - that is, the form of value." Ik vind deze vergelijking dus niet zo eenvoudig. Dit komt door het verschil tussen waardering en (potentiële versus actuele) betekenis. Maar tòch vind ik het redelijk dat dit (exemplaar van het) boek geld gekost heeft. De prijs weerspiegelt realiteiten zoals ikzelf als auteur, maar ook anderen die bij verveelvoudiging en openbaarmaking ervan betrokken zijn, die ervaren. Wij staan onder invloed van, zijn misschien zelfs gecorrumpeerd door, de trend die Lyotard aanduidt. Hoe de lezer dit boek waardeert is vooral afhankelijk van zijn (actuele) betekenissen die hij aan dit potentieel ontleent.

 

 

 

1991, webeditie 2003 © Pieter Wisse