Architecten

Pieter Wisse

Het had iets. Met zo'n twintig studenten wonen in één huis. Er was geen twee-fasen onderwijs, dus veel bezige ledigheid buiten het academisch curriculum. Zowaar sprak ik toen een huisgenoot eens nuchter en indringend over wat wij soms 'studeerden.' Hij 'deed' bouwkunde en ik wat tegenwoordig informatiekunde heet. Er bleken zonneklaar overeenkomsten. Wat ons verbindt, stelden wij vast, is de houding van de ontwerper. Weliswaar liggen de accenten van onze invloed op de werkelijkheid verschillend, maar ons ontwerpen-als-proces is essentieel gelijk.

Dat was lang geleden. Inmiddels hoor ik allerlei automatiseerders proberen om het bouwen van computerprogrammatuur te vergelijken met constructie van woningen en kantoren. Tot zover vind ik dat prima, maar het is iets ànders dan waarover mijn huisgenoot en ik spraken.

Wat mij stoort is dat zulke programmeurs zichzelf vervolgens het etiket van 'architect van informatievoorziening' of iets dergelijks opplakken. Dat is netzo misleidend als de aannemer die zich bouwkundig architect noemt. Zo is de vergelijking van informatiekunde met bouwkunde een karikatuur, een onzinnige mode geworden. Het is dus mode omdat automatiseerders menen zichzelf nu architecten te kunnen noemen. Dat klinkt beslist deftiger, verkoopt beter. Zie ook de talloze cursussen die tegenwoordig onder de noemer van architectuur aan automatiseerders aangeboden worden.

De automatiseerder is dus geen architect, maar aannemer of constructeur. Als zodanig, als constructeur dus, weet hij (of zij) bijvoorbeeld best dat optimale eigenschappen van geautomatiseerde informatievoorziening ontstaan door toepassing van modulariteit. Maar als het goed is, heeft de informatiekundige architect, de ontwerper dus, hem dat zo verteld.

Op haar beurt is modulariteit slechts middel voor flexibiliteit. Het grote verschil met gebouwen is dat de modulen niet vooral het bouwen moeten vereenvoudigen. In tegenstelling tot gebouwen verwachten wij van informatiesystemen dat hun constructie aan veranderende omstandigheden aangepast wordt. De flexibiliteit van een informatiesysteem is dus vooral een maat voor de eenvoud waarmee vèrbouwingen kunnen gebeuren. Dergelijke, vaak opeenvolgende, verbouwingen zijn noodzakelijk in een organisatie die bestaansrecht geniet in een ruimere, steeds veranderende omgeving.

Dat woord omgeving verduidelijkt wanneer iemand terecht op de titel van architect aanspraak maakt. De architect ofwel bouwkundige ontwerpt wat zo mooi een gebouwde omgeving heet. Hij is dus niet de uitvoerder, aannemer, constructeur of zoiets. Neen, de architect/bouwkundige ontwerpt datgene wat als geïntegreerd onderdeel van een omgeving moet functioneren. Hoe beter het resultaat zo functioneert, des te bekwamer wij haar of hem als architect kunnen bestempelen. Als zodanig is het juist de architect van informatievoorziening die modulariteit vóórschrijft. De constructeur voert uit. De architect/bouwkundige/ontwerper beseft terdege waarom flexibiliteit, en zo ja, hoeveel ervan, nodig is. De constructeur die een dergelijk ontwerp weet te realiseren is natuurlijk evenzo bekwaam, maar doet iets ànders.

Voor hun ontwerpen dienen de bouwkundig èn de informatiekundig architect voldoende constructie-kennis te hebben. Maar er komt veel méér voor kijken. Hij moet eigenlijk ecoloog zijn. Hij moet een bepaald milieu doorzien, aanvoelen enzovoort. En hij moet effecten van toegevoegde kunstmatigheid kunnen beoordelen (wat iets anders is dan voorspellen). Hij moet idee van veranderlijkheid hebben.

Omdat nauwkeuriger classificatie van dergelijke houding, kennis en vaardigheden bij mensen ons intellectuele vermogen overstijgt, zeggen wij vaak met één woord dat een architect ook en vooral esthetisch aan het werk is. Als het ontworpen resultaat past in de relevante omgeving, vinden wij het mooi.

Het is ook mooi dat automatiseerders betere constructeurs ofwel bouwers willen zijn. Zo zijn zij echter nog lang geen architecten. Dat is het verschil tussen aannemers en ontwerpers.

De ontwerper ofwel architect is altijd een ambivalente figuur. Hij wordt als gehypnotiseerd aangetrokken door, zeg maar, een esthetische uitdaging. Tegelijk weet hij bewust dat zijn ontwerp slechts via degelijke constructie werkelijkheid wordt èn blijft. Dat wil zeggen, een gebouw dat zomaar instort is natuurlijk geen gebouw. Daarom hebben levensvatbare stromingen in de architectuur altijd een adequate constructieleer als grondslag. Er is zelfs sprake van een wisselwerking waarin een nieuwe esthetiek tevens leidt tot een nieuwe constructieleer. Dat laat de geschiedenis van de gebouwde omgeving duidelijk zien. Neem bijvoorbeeld stromingen als het classicisme en het functionalisme.

Inmiddels kunnen wij dergelijke wisselwerking en bijbehorende stromingen eveneens in de geschiedenis van de geautomatiseerde informatievoorziening gaan herkennen. Er is onder goede (informatiekundige) architecten een onmiskenbare trend naar het verleggen van horizonten, naar het inpassen in steeds ruimere milieus. Daar hoort tegenwoordig modulariteit als voorwaarde bij.

Al met al kunnen constructeurs van computerprogrammatuur best iets leren van hun collega's die woningen, kantoren en dergelijke bouwen. Het omgekeerde geldt trouwens óók. Dan leren aannemers van programmeurs.

Het vruchtbaarst is en blijft echter de uitwisseling van gedachten tussen allerlei ontwerpers. Voor wie kan kijken, heeft de geschiedenis van cultuurstromingen óók voor architecten van informatievoorziening een schat van inzicht opgestapeld. Onder steeds wisselende omstandigheden (lees ook: in steeds wisselende omgevingen) hebben ontwerpers geprobeerd hun uitdaging met werkbare constructie te verzoenen. De stromingen variëren van romantiek tot constructivisme tot expressionisme tot surrealisme tot De Stijl enzovoort, enzovoort. Wij zouden ons nu in een periode van postmodernisme bevinden.

Opzettelijk verruim ik overigens de aanduiding gebouwde omgeving tot cultuur. Want er zijn zoveel andere analogieën relevant. Zo is er bijvoorbeeld ook industriële vormgeving. Voor informatiekundigen vind ik vooral literatuur en literatuurkritiek inspirerend. Daar gaat het immers om informatie pur sang en om effecten daarvan bij waarnemers, kortom om communicatie. Hoe danook, er is keuze genoeg voor de informatiekundig ontwerper/architect die zich wil oriënteren.

 

© 1992, webeditie 2001.
Eerder gepubliceerd in: Informatie, jaargang 35, 1993, nr 3 en De informatie-architect (Kluwer Bedrijfswetenschappen, 1995).