Wet van 6 juli 2000 [datum], houdende regels inzake
de bescherming van persoonsgegevens [persoonsinformatie] (Wet
bescherming persoonsgegevens [persoonsinformatie])
Wij[,] Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der [burgers] van
het Koninkrijk [der Nederlanden], Prinses van Oranje-Nassau, enz.
enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij [mede] in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is
[zowel het Manifest voor informatieverkeer als] de richtlijn nr. 95/46/EG
van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 november
1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met
de verwerking [het gebruik] van persoonsgegevens
[persoonsinformatie] en betreffende het vrije [maatschappelijk]
verkeer van [met] die gegevens [informatie] (PbEG L 281) te
implementeren;
Gelet op artikel 10, tweede en derde lid, van de Grondwet;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
[a. persoon: een natuurlijk persoon of andere rechtspersoon inclusief
bestuursorgaan;]
a [b]. persoonsgegeven [persoonsinformatie]: elk[e]
gegeven [informatie] betreffende een geïdentificeerde of
identificeerbare natuurlijke persoon;
[c. eigenaar: de door persoonsinformatie geïdentificeerde of
identificeerbare persoon;]
b [d]. verwerking van persoonsgegevens [gebruik]: elke
handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot
persoonsgegevens [persoonsinformatie], waaronder in ieder geval het
verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen,
raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending,
verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen,
met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of
vernietigen van gegevens [persoonsinformatie];
c [e]. bestand [informatieverzameling]: elk gestructureerd
geheel van persoonsgegevens [persoonsinformatie], ongeacht of dit
geheel van gegevens [informatie] gecentraliseerd is of verspreid is
op een functioneel of geografisch bepaalde wijze, dat volgens bepaalde
criteria toegankelijk is en betrekking heeft op verschillende
personen;
e [f]. verantwoordelijke [gebruiker]: de natuurlijke
persoon, rechtspersoon of ieder ander die of het bestuursorgaan
dat, alleen of te zamen met anderen, het doel van en de middelen voor de
verwerking van persoonsgegevens [persoonsinformatie]
vaststelt [gebruikt];
e. bewerker: degene die ten behoeve van de verantwoordelijke
persoonsgegevens verwerkt, zonder aan zijn rechtstreeks gezag te zijn
onderworpen; [g].
fbetrokkene [eigenaar]: degene op wie een
persoonsgegeven [persoonsinformatie] betrekking heeft;
[h. vrijwillige handelingsovereenkomst; een handelingsrecht met
persoonsinformatie door de eigenaar overeengekomen met de gebruiker;]
[i. wettelijke handelingsverplichting: een handelingsrecht met
persoonsinformatie dat aan de gebruiker door wet- en regelgeving opgelegd
is;]
g. derde: ieder, niet zijnde de betrokkene, de verantwoordelijke, de
bewerker, of enig persoon die onder rechtstreeks gezag van de
verantwoordelijke of de bewerker gemachtigd is om persoonsgegevens te
verwerken;j. Onze Minister: Onze Minister
van Justitie;
h. ontvanger: degene aan wie de persoonsgegevens worden verstrekt;
i. toestemming van de betrokkene: elke vrije, specifieke en op informatie
berustende wilsuiting waarmee de betrokkene aanvaardt dat hem betreffende
persoonsgegevens worden verwerkt;
k. het College bescherming persoonsgegevens of het College: het College
als bedoeld in artikel 51;
l. functionaris: de functionaris voor de gegevensbescherming als bedoeld
in artikel 62;
m. voorafgaand onderzoek: een onderzoek als bedoeld in artikel 31;
n. verstrekken van persoonsgegevens: het bekend maken of ter beschikking
stellen van persoonsgegevens;
o. verzamelen van persoonsgegevens: het verkrijgen van
persoonsgegevens
1. Deze wet is van toepassing op de geheel of gedeeltelijk
geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, alsmede de niet
geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens [alle
persoonsinformatie,] die in een bestand zijn opgenomen of die bestemd
zijn om daarin te worden opgenomen [ongeacht gebruiksmedium en aard van
verzameling].
2. Deze wet is niet [daarom nadrukkelijk] van toepassing op
verwerking van persoonsgegevens [gebruik, onder andere]:
a. ten behoeve van activiteiten met uitsluitend persoonlijke of
huishoudelijke doeleinden;
b. door of ten behoeve van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten,
bedoeld in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002;
c. ten behoeve van de uitvoering van de politietaak, bedoeld in de
artikelen 2 en 6, eerste lid, van de Politiewet 1993;
d. die [dat] is geregeld bij of krachtens de Wet gemeentelijke
basisadministratie persoonsgegevens;
e. ten behoeve van de uitvoering van de Wet justitiële en strafvorderlijke
gegevens en
f. ten behoeve van de uitvoering van de Kieswet.
3. Deze wet is niet [tevens] van toepassing op verwerking
[gebruik] van persoonsgegevens [persoonsinformatie] door de
krijgsmacht indien Onze Minister van Defensie daartoe beslist met
het oog op de inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht ter
handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde. Van de
beslissing wordt zo spoedig mogelijk mededeling gedaan aan het
College.
1 [4]. Deze wet is niet [onverminderd] van toepassing op
de verwerking [gebruik] van persoonsgegevens
[persoonsinformatie] voor uitsluitend journalistieke, artistieke of
literaire doeleinden, behoudens de overige bepalingen van dit hoofdstuk,
alsmede de artikelen 6 tot en met 11, 13 tot en met 15, 25 en 49.
2. Het verbod om persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 te
verwerken is niet van toepassing voor zover dit noodzakelijk is voor de
doeleinden als bedoeld in het eerste lid.
1 [5]. Deze wet is van toepassing op de verwerking
[gebruik] van persoonsgegevens [persoonsinformatie] in het kader van
activiteiten van een vestiging van een verantwoordelijke [gebruiker]
in Nederland.
2 [6]. Deze wet is [voorts] van toepassing op de
verwerking [gebruik] van persoonsgegevens [persoonsinformatie]
door of ten behoeve van een verantwoordelijke [gebruiker] die geen
vestiging heeft in de Europese Unie, waarbij gebruik wordt gemaakt van al
dan niet geautomatiseerde middelen die zich in Nederland bevinden,
tenzij deze middelen slechts worden gebruikt voor de doorvoer van
persoonsgegevens.
3 [7]. Het is een verantwoordelijke [gebruiker] als
bedoeld in het tweede [zesde] lid, verboden persoonsgegevens
[persoonsinformatie van een Nederlandse persoon] te verwerken, tenzij hij
in Nederland een persoon of instantie aanwijst die namens hem
handelt overeenkomstig de bepalingen van deze wet. Voor de toepassing van
deze wet en de daarop berustende bepalingen, wordt hij [de
aangewezen persoon] aangemerkt als de verantwoordelijke
[gebruiker].
1. Indien de betrokkene [eigenaar,] minderjarig is en [zijnde een natuurlijk persoon,] de
leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, of onder curatele is
gesteld, dan wel ten behoeve van de betrokkene [eigenaar] een
mentorschap is ingesteld, is in de plaats van de toestemming van de
betrokkene die van [berust het beschikkingsrecht over zijn
persoonsinformatie bij] zijn wettelijk vertegenwoordiger
vereist.
2. Een toestemming kan door de betrokkene [De
eigenaar] of zijn wettelijk vertegenwoordiger te allen tijde worden
ingetrokken [gaan voor gebruik van persoonsinformatie door een andere
persoon een wederzijds vrijwillige handelingsovereenkomst aan met die
persoon].
[3. Als uitzondering op het tweede lid geldt persoonsinformatie waarvoor de andere persoon onderhevig is aan wettelijke handelingsverplichting.]
Persoonsgegevens [Persoonsinformatie] worden [wordt] in
overeenstemming met de wet en op behoorlijke en zorgvuldige wijze
verwerkt.
Persoonsgegevens worden voor [Een vrijwillige
handelingsovereenkomst en een wettelijke handelingsverplichting kennen]
welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden
verzameld.
Persoonsgegevens [Persoonsinformatie] mogen [mag] slechts
worden verwerkt [gebruikt] indien:
a. de betrokkene [eigenaar] voor de verwerking [het
gebruik] zijn ondubbelzinnige toestemming heeft verleend [vrijwillig
een handelingsovereenkomst met de gebruiker aangegaan is];
b. de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van een
overeenkomst waarbij de betrokkene partij is, of voor het nemen van
precontractuele maatregelen naar aanleiding van een verzoek van de
betrokkene en die noodzakelijk zijn voor het sluiten van een
overeenkomst;
c [b]. de gegevensverwerking [het gebruik]
noodzakelijk [onderhevig] is om [aan] een wettelijke
handelingsverplichting na te komen waaraan de
verantwoordelijke [eigenaar en gebruiker] onderworpen is
zijn;
d [c]. de gegevensverwerking [het gebruik] noodzakelijk is
ter vrijwaring van een vitaal belang van de betrokkene [eigenaar en
de eigenaar niet in staat is tijdig zijn toestemming kenbaar te maken en
aannemelijk is dat de eigenaar die toestemming verleend zou hebben];
e. de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de goede vervulling van
een publiekrechtelijke taak door het desbetreffende bestuursorgaan dan wel
het bestuursorgaan waaraan de gegevens worden verstrekt, of
f. de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het
gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie
de gegevens worden verstrekt, tenzij het belang of de fundamentele rechten
en vrijheden van de betrokkene, in het bijzonder het recht op bescherming
van de persoonlijke levenssfeer, prevaleert.
1. Persoonsgegevens worden [Persoonsinformatie wordt] niet
verder verwerkt [gebruikt] op een wijze die onverenigbaar is met
de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen [een vrijwillige
handelingsovereenkomst, respectievelijk een wettelijke
handelingsverplichting].
2. Bij de beoordeling of een verwerking onverenigbaar is als bedoeld
in het eerste lid, houdt de verantwoordelijke in elk geval rekening
met:
a. de verwantschap tussen het doel van de beoogde verwerking en het
doel waarvoor de gegevens zijn verkregen;
b. de aard van de betreffende gegevens;
c. de gevolgen van de beoogde verwerking voor de betrokkene;
d. de wijze waarop de gegevens zijn verkregen en
e. de mate waarin jegens de betrokkene wordt voorzien in passende
waarborgen.
3. Verdere verwerking van de gegevens voor historische, statistische
of wetenschappelijke doeleinden, wordt niet als onverenigbaar beschouwd,
indien de verantwoordelijke de nodige voorzieningen heeft getroffen ten
einde te verzekeren dat de verdere verwerking uitsluitend geschiedt ten
behoeve van deze specifieke doeleinden.
4. De verwerking van persoonsgegevens blijft achterwege voor zover
een geheimhoudingsplicht uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk
voorschrift of wettige overeenkomst met de eigenaar daaraan in de weg
staat.
1. Persoonsgegevens worden [Persoonsinformatie wordt door de
gebruiker] niet langer bewaard in een vorm die het mogelijk maakt de
betrokkene te identificeren, dan noodzakelijk is voor de [uitvoering
van de overeenkomst met de eigenaar, of wet die het gebruik regelt]
verwerkelijking van de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of
vervolgens worden verwerkt.
2. Persoonsgegevens mogen langer worden bewaard dan bepaald in het
eerste lid voor zover ze voor historische, statistische of
wetenschappelijke doeleinden worden bewaard, en de verantwoordelijke de
nodige voorzieningen heeft getroffen ten einde te verzekeren dat de
desbetreffende gegevens uitsluitend voor deze specifieke doeleinden worden
gebruikt.
1. Persoonsgegevens worden [Persoonsinformatie wordt door de
gebruiker] slechts verwerkt [gebruikt] voor zover zij, gelet op
de [overeenkomstig een wettelijke handelingsverplichting of een
handelingsovereenkomst die de eigenaar er vrijwillig met de gebruiker over
aangegaan is] doeleinden waarvoor zij worden verzameld of vervolgens
worden verwerkt, toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig
zijn.
2. De verantwoordelijke [gebruiker] treft de nodige maatregelen
opdat persoonsgegevens [zijn gebruik van persoonsinformatie], gelet
op de doeleinden [uitvoering van de vrijwillige
handelingsovereenkomst of wettelijke handelingsverplichting] waarvoor
zij worden verzameld of vervolgens worden verwerkt, juist en nauwkeurig
zijn [verloopt]. [De eigenaar is verantwoordelijk voor de kwaliteit
van de persoonsinformatie die hij volgens vrijwillige
handelingsovereenkomst of wettelijke handelingsverplichting aan de
gebruiker beschikbaar stelt.]
1. Een ieder die handelt onder het gezag van de verantwoordelijke of
van de bewerker, alsmede de bewerker zelf, voor zover deze toegang hebben
tot persoonsgegevens, verwerkt deze slechts in opdracht van de
verantwoordelijke, behoudens afwijkende wettelijke verplichtingen.
2. De personen, bedoeld in het eerste lid, voor wie niet reeds uit
hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift een geheimhoudingsplicht
geldt, zijn verplicht tot geheimhouding van de persoonsgegevens waarvan zij
kennis nemen, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot
mededeling verplicht of uit hun taak de noodzaak tot mededeling
voortvloeit. Artikel 272, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is
niet van toepassing.
De verantwoordelijke [gebruiker] legt passende technische en
organisatorische maatregelen ten uitvoer om persoonsgegevens
[persoonsinformatie] te beveiligen tegen verlies of tegen enige vorm van
onrechtmatige verwerking. Deze maatregelen garanderen, rekening houdend
met de stand van de techniek en de kosten van de tenuitvoerlegging, een
passend beveiligingsniveau gelet op de risico's die de verwerking
[gebruik] en de aard van te beschermen gegevens [informatie] met
zich meebrengen. De maatregelen zijn er mede op gericht onnodige
[onrechtmatig] verzameling en verdere verwerking [gebruik] van
persoonsgegevens [persoonsinformatie onmogelijk] te voorkomen
[maken].
1. Indien de verantwoordelijke [gebruiker het gebruik van]
persoonsgegevens [persoonsinformatie] te zijnen behoeve laat
verwerken door een bewerker [al dan niet deels wil uitbesteden, moet de
betrokken dienstverlener eveneens als gebruiker in de zin van deze wet als
partij deelnemen aan de vrijwillige handelingsovereenkomst, respectievelijk
krachtens de wet aangewezen zijn volgens de wettelijke
handelingsverplichting], draagt hij zorg dat deze voldoende waarborgen
biedt ten aanzien van de technische en organisatorische
beveiligingsmaatregelen met betrekking tot de te verrichten verwerkingen.
De verantwoordelijke ziet toe op de naleving van die maatregelen.
2. De uitvoering van verwerkingen door een bewerker wordt geregeld in
een overeenkomst of krachtens een andere rechtshandeling waardoor een
verbintenis ontstaat tussen de bewerker en de verantwoordelijke.
3. De verantwoordelijke draagt zorg dat de bewerker
a. de persoonsgegevens verwerkt in overeenstemming met artikel 12,
eerste lid en
b. de verplichtingen nakomt die op de verantwoordelijke rusten ingevolge
artikel 13.
4. Is de bewerker gevestigd in een ander land van de Europese Unie,
dan draagt de verantwoordelijke zorg dat de bewerker het recht van dat
andere land nakomt, in afwijking van het derde lid, onder b.
5. Met het oog op het bewaren van het bewijs worden de onderdelen van
de overeenkomst of de rechtshandeling die betrekking hebben op de
bescherming van persoonsgegevens, alsmede de beveiligingsmaatregelen als
bedoeld in artikel 13 schriftelijk of in een andere, gelijkwaardige vorm
vastgelegd.
De verantwoordelijke draagt zorg voor de naleving van de
verplichtingen, bedoeld in de artikelen 6 tot en met 12 en 14, tweede en
vijfde lid van dit hoofdstuk.
De verwerking van persoonsgegevens betreffende iemands godsdienst of
levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven,
alsmede persoonsgegevens betreffende het lidmaatschap van een vakvereniging
is verboden behoudens het bepaalde in deze paragraaf. Hetzelfde geldt voor
strafrechtelijke persoonsgegevens en persoonsgegevens over onrechtmatig of
hinderlijk gedrag in verband met een opgelegd verbod naar aanleiding van
dat gedrag.
1. Het verbod om persoonsgegevens betreffende iemands godsdienst of
levensovertuiging te verwerken als bedoeld in artikel 16, is niet van
toepassing indien de verwerking geschiedt door:
a. kerkgenootschappen, zelfstandige onderdelen daarvan of andere
genootschappen op geestelijke grondslag voor zover het gaat om gegevens van
daartoe behorende personen;
b. instellingen op godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag, voor
zover dit gelet op het doel van de instelling en voor de verwezenlijking
van haar grondslag noodzakelijk is, of
c. andere instellingen voor zover dit noodzakelijk is met het oog op de
geestelijke verzorging van de betrokkene, tenzij deze daartegen
schriftelijk bezwaar heeft gemaakt.
2. In de gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder a, is het
verbod tevens niet van toepassing op persoonsgegevens betreffende
godsdienst of levensovertuiging van de gezinsleden van de betrokkene voor
zover:
a. het betreffende genootschap met die gezinsleden uit hoofde van
haar doelstelling regelmatige contacten onderhoudt en
b. die gezinsleden daartegen geen schriftelijk bezwaar hebben
gemaakt.
3. In de gevallen als bedoeld in het eerste en tweede lid worden geen
persoonsgegevens aan derden verstrekt zonder toestemming van de
betrokkene.
Het verbod om persoonsgegevens betreffende iemands ras te verwerken
als bedoeld in artikel 16, is niet van toepassing indien de verwerking
geschiedt:
a. met het oog op de identificatie van de betrokkene en slechts voor
zover dit voor dit doel onvermijdelijk is;
b. met het doel personen van een bepaalde etnische of culturele
minderheidsgroep een bevoorrechte positie toe te kennen ten einde
feitelijke nadelen verband houdende met de grond ras op te heffen of te
verminderen en slechts indien:
1. dit voor dat doel noodzakelijk is;
2. de gegevens slechts betrekking hebben op het geboorteland van de
betrokkene, van diens ouders of grootouders, dan wel op andere, bij wet
vastgestelde criteria, op grond waarvan op objectieve wijze vastgesteld kan
worden of iemand tot een minderheidsgroep als bedoeld in de aanhef van
onderdeel b behoort, en
3. de betrokkene daartegen geen schriftelijk bezwaar heeft
gemaakt.
1. Het verbod om persoonsgegevens betreffende iemands politieke
gezindheid te verwerken als bedoeld in artikel 16, is niet van toepassing
indien de verwerking geschiedt:
a. door instellingen op politieke grondslag betreffende hun leden of
hun werknemers dan wel andere tot de instelling behorende personen, voor
zover dit gelet op het doel van de instelling noodzakelijk is voor de
verwezenlijking van haar grondslag, of
b. met het oog op de eisen die met betrekking tot politieke gezindheid in
redelijkheid kunnen worden gesteld in verband met de vervulling van
functies in bestuursorganen en adviescolleges.
2. In het geval als bedoeld in het eerste lid, onder a, worden geen
persoonsgegevens aan derden verstrekt zonder toestemming van de
betrokkene.
1. Het verbod om persoonsgegevens betreffende iemands lidmaatschap
van een vakbond te verwerken als bedoeld in artikel 16, is niet van
toepassing indien de verwerking geschiedt door de betreffende vakbond of de
vakcentrale waarvan die bond een onderdeel vormt, voor zover dat gelet op
de doelstelling van de vakbond of centrale noodzakelijk is.
2. In het geval als bedoeld in het eerste lid worden geen
persoonsgegevens aan derden verstrekt zonder toestemming van de
betrokkene.
1. Het verbod om persoonsgegevens betreffende iemands gezondheid te
verwerken als bedoeld in artikel 16, is niet van toepassing indien de
verwerking geschiedt door:
a. hulpverleners, instellingen of voorzieningen voor gezondheidszorg
of maatschappelijke dienstverlening voor zover dat met het oog op een goede
behandeling of verzorging van de betrokkene, dan wel het beheer van de
betreffende instelling of beroepspraktijk noodzakelijk is;
b. verzekeraars als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel
toezicht en financiële dienstverleners die bemiddelen in verzekeringen als
bedoeld in artikel 1:1 van die wet, voorzover dat noodzakelijk is voor:
1. de beoordeling van het door de verzekeraar te verzekeren risico en de
betrokkene geen bezwaar heeft gemaakt; of
2. de uitvoering van de overeenkomst van verzekering;
c. scholen voor zover dat met het oog op de speciale begeleiding van
leerlingen of het treffen van bijzondere voorzieningen in verband met hun
gezondheidstoestand noodzakelijk is;
d. een reclasseringsinstelling, een bijzondere reclasseringsambtenaar, de
raad voor de kinderbescherming of de stichting, bedoeld in artikel 1, onder
f, van de Wet op de jeugdzorg en de rechtspersoon, bedoeld in artikel 254,
tweede lid, of artikel 302, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk
Wetboek, voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de hun
wettelijk opgedragen taken;
e. Onze Minister van Justitie voor zover dat in verband met de
tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen of vrijheidsbenemende maatregelen
noodzakelijk is of
f. bestuursorganen, pensioenfondsen, werkgevers of instellingen die te
hunnen behoeve werkzaam zijn voor zover dat noodzakelijk is voor:
1. een goede uitvoering van wettelijke voorschriften, pensioenregelingen
of collectieve arbeidsovereenkomsten die voorzien in aanspraken die
afhankelijk zijn van de gezondheidstoestand van de betrokkene of
2. de reïntegratie of begeleiding van werknemers of uitkeringsgerechtigden
in verband met ziekte of arbeidsongeschiktheid.
2. In de gevallen als bedoeld in het eerste lid worden de gegevens
alleen verwerkt door personen die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk
voorschrift, dan wel krachtens een overeenkomst tot geheimhouding zijn
verplicht. Indien de verantwoordelijke gegevens persoonlijk verwerkt en op
hem niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift een
geheimhoudingsplicht rust, is hij verplicht tot geheimhouding van de
gegevens, behoudens voor zover de wet hem tot mededeling verplicht of uit
zijn taak de noodzaak voortvloeit dat de gegevens worden meegedeeld aan
anderen die krachtens het eerste lid bevoegd zijn tot verwerking
daarvan.
3. Het verbod om andere persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 te
verwerken, is niet van toepassing voor zover dit noodzakelijk is in
aanvulling op de verwerking van persoonsgegevens betreffende iemands
gezondheid als bedoeld in het eerste lid, onder a, met het oog op een goede
behandeling of verzorging van de betrokkene.
4. Persoonsgegevens betreffende erfelijke eigenschappen mogen slechts
worden verwerkt voor zover deze verwerking plaatsvindt met betrekking tot
de betrokkene bij wie de betreffende gegevens zijn verkregen,
tenzij:
a. een zwaarwegend geneeskundig belang prevaleert of
b. de verwerking noodzakelijk is ten behoeve van wetenschappelijk
onderzoek of statistiek.
In het geval als bedoeld onder b, is artikel 23, eerste lid, onder a,
en tweede lid, van overeenkomstige toepassing.
5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen omtrent de toepassing
van het eerste lid, onder b en f, nadere regels worden gesteld.
1. Het verbod om strafrechtelijke persoonsgegevens te verwerken als
bedoeld in artikel 16, is niet van toepassing indien de verwerking
geschiedt door organen die krachtens de wet zijn belast met de toepassing
van het strafrecht, alsmede door verantwoordelijken die deze hebben
verkregen krachtens de Wet politiegegevens of de Wet justitiële en
strafvorderlijke gegevens.
2. Het verbod is niet van toepassing op de verantwoordelijke die deze
gegevens ten eigen behoeve verwerkt ter:
a. beoordeling van een verzoek van betrokkene om een beslissing over
hem te nemen of aan hem een prestatie te leveren of
b. bescherming van zijn belangen voor zover het gaat om strafbare feiten
die zijn of op grond van feiten en omstandigheden naar verwachting zullen
worden gepleegd jegens hem of jegens personen die in zijn dienst
zijn.
3. De verwerking van deze gegevens over personeel in dienst van de
verantwoordelijke, vindt plaats overeenkomstig regels die zijn vastgesteld
in overeenstemming met de procedure als bedoeld in de Wet op de
ondernemingsraden.
4. Het verbod is niet van toepassing wanneer deze gegevens ten
behoeve van derden worden verwerkt:
a. door verantwoordelijken die optreden krachtens een vergunning op
grond van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus
of
b. indien deze derde een rechtspersoon betreft die in dezelfde groep is
verbonden als bedoeld in artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek, of
c. indien passende en specifieke waarborgen zijn getroffen en de procedure
is gevolgd, bedoeld in artikel 31.
5. Het verbod om andere persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16,
te verwerken, is niet van toepassing voor zover dit noodzakelijk is in
aanvulling op de verwerking van strafrechtelijke gegevens voor de
doeleinden waarvoor deze gegevens worden verwerkt.
6. Het tweede tot en met vijfde lid is van overeenkomstige toepassing
op persoonsgegevens betreffende een door de rechter opgelegd verbod naar
aanleiding van onrechtmatig of hinderlijk gedrag.
7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld
over de passende en specifieke waarborgen, bedoeld in het vierde lid, onder
c.
1. Onverminderd de artikelen 17 tot en met 22 is het verbod om
persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16, te verwerken niet van
toepassing voor zover:
a. dit geschiedt met uitdrukkelijke toestemming van de
betrokkene;
b. de gegevens door de betrokkene duidelijk openbaar zijn gemaakt;
c. dit noodzakelijk is voor de vaststelling, de uitoefening of de
verdediging van een recht in rechte;
d. dit noodzakelijk is ter voldoening aan een volkenrechtelijke
verplichting of
e. dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang,
passende waarborgen worden geboden ter bescherming van de persoonlijke
levenssfeer en dit bij wet wordt bepaald dan wel het College ontheffing
heeft verleend. Het College kan bij de verlening van ontheffing beperkingen
en voorschriften opleggen.
2. Het verbod om persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16, te
verwerken ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek of statistiek is niet
van toepassing voor zover:
a. het onderzoek een algemeen belang dient,
b. de verwerking voor het betreffende onderzoek of de betreffende
statistiek noodzakelijk is,
c. het vragen van uitdrukkelijke toestemming onmogelijk blijkt of een
onevenredige inspanning kost en
d. bij de uitvoering is voorzien in zodanige waarborgen dat de
persoonlijke levenssfeer van de betrokkene niet onevenredig wordt
geschaad.
3. Verwerkingen als bedoeld in het eerste lid, onder e, worden bij de
Europese Commissie gemeld. Onze Minister wie het aangaat verricht de
melding indien de verwerking bij wet is voorzien. Het College verricht de
melding indien het voor de verwerking ontheffing heeft verleend.
1. Een nummer dat [Informatie die] ter identificatie van een
persoon bij wet is voorgeschreven [maakt onlosmakelijk deel uit van
persoonsinformatie], wordt bij de verwerking van persoonsgegevens
slechts gebruikt ter uitvoering van de betreffende wet dan wel voor
doeleinden bij de wet bepaald.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere dan in het eerste
lid bedoelde gevallen worden aangewezen waarin een daarbij aan te wijzen
nummer als bedoeld in het eerste lid, kan worden gebruikt. Daarbij kunnen
nadere regels worden gegeven over het gebruik van een zodanig
nummer.
1. De organisatie of organisaties [persoon of personen], die
voornemens zijn een gedragscode [standaardovereenkomst] vast te
stellen, kunnen het College [Onze Minister] verzoeken te verklaren
dat de daarin opgenomen regels, gelet op de bijzondere kenmerken van de
sector of sectoren van de samenleving waarin deze personen werkzaam
[actief] zijn, een juiste uitwerking vormen van deze wet of van andere
wettelijke bepalingen betreffende de verwerking [gebruik] van
persoonsgegevens [persoonsinformatie]. Indien een gedragscode
voorziet in beslechting van geschillen over de naleving ervan, kan het
College de verklaring slechts afgeven indien is voorzien in waarborgen met
betrekking tot de onafhankelijkheid.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op wijzigingen of
verlengingen van bestaande gedragscodes
[standaardovereenkomsten].
3. Het College neemt het verzoek slechts in behandeling, indien naar
zijn oordeel de verzoeker of verzoekers voldoende representatief zijn en de
betrokken sector of de sectoren in de code voldoende nauwkeurig zijn
omschreven.
4. Een beslissing op een verzoek als bedoeld in het eerste lid, geldt
als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Op de
voorbereiding ervan is afdeling 3.4 van die wet van toepassing.
5. De verklaring geldt voor de termijn waarvoor de gedragscode zal
gaan gelden echter niet voor langer dan vijf jaar na het tijdstip waarop de
verklaring is bekend gemaakt. Wordt de verklaring gevraagd voor een
wijziging van een gedragscode waarvoor reeds eerder een verklaring is
afgegeven, dan geldt deze voor de duur van de eerder afgegeven
verklaring.
6. De verklaring wordt, tezamen met de gedragscode waarop zij
betrekking heeft, door de zorg van het College in de Staatscourant
geplaatst.
1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voor een bepaalde sector
nadere regels worden gesteld inzake de in de artikelen 6 tot en met 11 en
13 geregelde onderwerpen.
2. Het College geeft in zijn jaarverslag aan in hoeverre naar zijn
oordeel toepassing van het eerste lid wenselijk is.
1. Een geheel, of gedeeltelijk, of niet geautomatiseerde verwerking
van persoonsgegevens die voor de verwezenlijking van een doeleinde of van
verscheidene samenhangende doeleinden bestemd is, wordt alvorens met de
verwerking wordt aangevangen gemeld bij het College of de
functionaris.
2. Een niet geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die voor
de verwezenlijking van een doeleinde of van verscheidene samenhangende
doeleinden bestemd is, wordt gemeld indien deze is onderworpen aan
voorafgaand onderzoek.
1. De melding behelst een opgave van:
a. e naam en het adres van de verantwoordelijke;
b. et doel of de doeleinden van de verwerking;
c. en beschrijving van de categorieën van betrokkenen en van de gegevens
of categorieën van gegevens die daarop betrekking hebben;
d. e ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de gegevens kunnen
worden verstrekt;
e. de voorgenomen doorgiften van gegevens naar landen buiten de Europese
Unie;
f. een algemene beschrijving om een voorlopig oordeel te kunnen geven over
de gepastheid van de voorgenomen maatregelen om, ter toepassing van artikel
13 en 14, de beveiliging van de verwerking te waarborgen.
2. De melding behelst het doel of de doeleinden waarvoor de gegevens
of de categorieën van gegevens zijn of worden verzameld.
3. Een wijziging in de naam of het adres van de verantwoordelijke
wordt binnen een week gemeld. Wijzigingen in de opgave die betrekking
hebben op de onderdelen b tot en met f van het eerste lid, worden telkens
binnen een jaar na de voorafgaande melding gemeld voor zover zij blijken
van meer dan incidentele aard te zijn.
4. Een verwerking die afwijkt van hetgeen overeenkomstig het eerste
lid, onder b tot en met f, is gemeld, wordt vastgelegd en bewaard gedurende
ten minste drie jaren.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere
regels worden gesteld over de wijze waarop de melding dient te
geschieden.
1. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat daarbij
aan te geven verwerkingen van gegevens waarbij de inbreuk op de
fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene onwaarschijnlijk is,
zijn vrijgesteld van de melding, bedoeld in artikel 27.
2. Daarbij worden vastgesteld:
a. de doeleinden van de verwerking,
b. de verwerkte gegevens of categorieën van verwerkte gegevens,
c. de categorieën van betrokkenen,
d. de ontvangers of categorieën ontvangers aan wie de gegevens worden
verstrekt, en
e. de periode gedurende welke de gegevens worden bewaard.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, indien dit
noodzakelijk is met het oog op de opsporing van strafbare feiten in een
bepaald geval, dat daarbij aan te geven verwerkingen van gegevens door
verantwoordelijken die krachtens de wet met opsporing zijn belast, worden
vrijgesteld van de melding. Daarbij kunnen compenserende waarborgen ter
bescherming van persoonsgegevens worden vastgesteld. De verwerkte gegevens
kunnen slechts worden gebruikt voor de doeleinden die bij die algemene
maatregel van bestuur uitdrukkelijk zijn vermeld.
4. De verplichting tot melding is niet van toepassing op openbare
registers die bij de wet zijn ingesteld alsmede op verstrekkingen aan een
bestuursorgaan ingevolge een wettelijke verplichting.
1. Zowel het College als de functionaris houden [Onze Minister]
houdt een register bij van de [wettelijke handelingsverplichtingen alsmede
van de] bij hen [hem] aangemelde gegevensverwerkingen
[vrijwillige handelingsovereenkomsten]. Het register bevat ten minste de
inlichtingen die zijn opgegeven krachtens artikel 28, eerste lid, onder a
tot en met e.
2. Het register kan door een ieder kosteloos worden geraadpleegd.
3. De verantwoordelijke verstrekt een ieder die daarom verzoekt de
inlichtingen als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder a tot en met e,
omtrent de van de aanmelding vrijgestelde gegevensverwerkingen.
4. Het derde lid is niet van toepassing op:
a. een gegevensverwerking die is vrijgesteld krachtens artikel 29,
derde lid;
b. openbare registers die bij de wet zijn ingesteld.
1. Het College stelt voorafgaand aan een verwerking een onderzoek in
indien de verantwoordelijke:
a. een nummer ter identificatie van personen voornemens is te
verwerken voor een ander doeleinde dan waarvoor het nummer specifiek
bestemd is teneinde gegevens in verband te kunnen brengen met gegevens die
worden verwerkt door een andere verantwoordelijke, tenzij het gebruik van
het nummer geschiedt voor de gevallen als omschreven in artikel 24;
b. voornemens is gegevens vast te leggen op grond van eigen waarneming
zonder de betrokkene daarvan op de hoogte te stellen, of
c. anders dan krachtens een vergunning op grond van de Wet particuliere
beveiligingsorganisaties en recherchebureaus voornemens is strafrechtelijke
gegevens of gegevens over onrechtmatig of hinderlijk gedrag te verwerken
ten behoeve van derden.
2. Het eerste lid, onder b, is niet van toepassing op openbare
registers die bij de wet zijn ingesteld.
3. Bij wet of algemene maatregel van bestuur kunnen andere
gegevensverwerkingen die een bijzonder risico inhouden voor de persoonlijke
rechten en vrijheden van de betrokkene worden aangewezen waarop het eerste
lid van toepassing is. Het College geeft in zijn jaarverslag aan in
hoeverre naar zijn oordeel een dergelijke aanwijzing wenselijk is.
4. Het College meldt een verwerking als bedoeld in het eerste lid,
onder c, bij de Europese Commissie.
1. Een gegevensverwerking waarop artikel 31, eerste lid, van
toepassing is, wordt als zodanig door de verantwoordelijke bij het College
gemeld.
2. De melding van een zodanige gegevensverwerking verplicht de
verantwoordelijke de verwerking die hij voornemens is te verrichten, op te
schorten totdat het onderzoek van het College is afgerond dan wel hij een
bericht heeft ontvangen dat niet tot nader onderzoek wordt overgegaan [dan
wel de benodigde wettelijke grondslag of overeenkomst met de eigenaar of
eigenaren tot stand is gekomen].
3. In geval van een melding van een gegevensverwerking waarop artikel
31, eerste lid, van toepassing is, besluit het College schriftelijk binnen
vier weken na de melding of het tot nader onderzoek overgaat.
4. In het besluit tot nader onderzoek over te gaan geeft het College
aan binnen welke termijn het voornemens is dit onderzoek te verrichten.
Deze termijn bedraagt niet langer dan twintig weken.
5. Het nader onderzoek, bedoeld in het vierde lid, leidt tot een
verklaring omtrent de [benodigde wettelijke grondslag danwel overeenkomst
met de eigenaar of eigenaren die nodig is voor de] rechtmatigheid van de
gegevensverwerking.
6. De verklaring van het College geldt als een besluit in de zin van
de Algemene wet bestuursrecht. Op de voorbereiding ervan is afdeling 3.4
van die wet van toepassing.
1. Indien persoonsgegevens worden verkregen bij de betrokkene
[eigenaar], deelt de verantwoordelijke vóór het moment van de verkrijging
de betrokkene [eigenaar] de informatie mede, bedoeld in het tweede en derde
lid, tenzij de betrokkene [eigenaar] daarvan reeds op de hoogte is.
2 [1]. [Bij gebruik volgens wettelijke handelingsverplichting van
persoonsinformatie waarover de eigenaar beschikkingsrecht heeft] De
verantwoordelijke deelt de [gebruiker aan de] betrokkene
[eigenaar] zijn identiteit en de doeleinden van de verwerking waarvoor de
gegevens zijn [informatie is] bestemd, mede.
3 [2]. De verantwoordelijke [gebruiker] verstrekt nadere
informatie voor zover dat gelet op de aard van de gegevens
[informatie], de omstandigheden waaronder zij worden [wordt]
verkregen of het gebruik dat ervan wordt gemaakt, nodig is om tegenover de
betrokkene [eigenaar] een behoorlijke en zorgvuldige
verwerking [verantwoording] te waarborgen.
1. Indien [de gebruiker] persoonsgegevens [persoonsinformatie]
worden verkregen [verkrijgt] op een andere wijze dan bedoeld in
artikel 33 [ter uitvoering van een vrijwillige handelingsovereenkomst
of wettelijke handelingsverplichting], deelt [stelt] de
verantwoordelijke [gebruiker] de betrokkene [eigenaar] de
informatie mede, bedoeld in het tweede en derde lid, tenzij deze reeds
daarvan [binnen twee weken] op de hoogte is: [.]
a. op het moment van vastlegging van hem betreffende gegevens, of
b. wanneer de gegevens bestemd zijn om te worden verstrekt aan een derde,
uiterlijk op het moment van de eerste verstrekking.
2. De verantwoordelijke deelt de betrokkene zijn identiteit en de
doeleinden van de verwerking mede.
3 [2]. De verantwoordelijke [gebruiker] verstrekt
nadere informatie voor zover dat gelet op de aard van de gegevens, de
omstandigheden waaronder zij worden verkregen of [en] het gebruik dat ervan
wordt gemaakt, nodig is om tegenover [verantwoordt zich over het
gebruik aan] de betrokkene [eigenaar] een behoorlijke en
zorgvuldige verwerking te waarborgen.
4 [3]. Het eerste lid is niet van toepassing indien mededeling
van de informatie aan de betrokkene [eigenaar] onmogelijk
blijkt of een onevenredige inspanning kost. In dat geval legt de
verantwoordelijke [gebruiker] de herkomst van de gegevens
[informatie] vast.
5 [4]. Het eerste lid is evenmin van toepassing indien de
vastlegging of de verstrekking [gebruik] bij of krachtens de wet is
voorgeschreven [onderhevig is aan wettelijke handelingsverplichting en
het persoonsinformatie betreft waarover de eigenaar geen beschikkingsrecht
heeft]. In dat geval dient de verantwoordelijke [gebruiker] de
betrokkene [vertrouwenspersoon terzake van de eigenaar] op diens
verzoek [binnen twee weken] te informeren over het wettelijk
voorschrift dat tot de vastlegging of verstrekking van de hem betreffende
gegevens heeft geleid.
1. De betrokkene [eigenaar] heeft het recht zich vrijelijk en
met redelijke tussenpozen tot de verantwoordelijke [gebruiker]
te wenden met het verzoek [de opdracht] hem mede te delen of hem
betreffende persoonsgegevens [persoonsinformatie] worden
[wordt] verwerkt [gebruikt]. De verantwoordelijke [gebruiker]
deelt de betrokkene [eigenaar] schriftelijk binnen vier
[twee] weken mee of hem betreffende persoonsgegevens
[persoonsinformatie] worden [wordt] verwerkt [gebruikt].
2. Indien zodanige gegevens [informatie] worden [wordt]
verwerkt [gebruikt], bevat de mededeling een volledig overzicht
daarvan in begrijpelijke vorm, een omschrijving van het doel of de
doeleinden [volgens de specifieke vrijwillige handelingsovereenkomst of
wettelijke handelingsverplichting] van de verwerking, de
categorieën van gegevens [specifieke persoonsinformatie] waarop
de verwerking [het gebruik] betrekking heeft en [specifiek de
eventuele] ontvangers of categorieën van ontvangers [verdere
gebruikers], alsmede [verslag van] de beschikbare informatie over de
herkomst van de gegevens [informatie].
3. Voordat een verantwoordelijke een mededeling doet als bedoeld in
het eerste lid, waartegen een derde naar verwachting bedenkingen zal
hebben, stelt hij die derde in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te
brengen indien de mededeling gegevens bevat die hem betreffen, tenzij dit
onmogelijk blijkt of een onevenredige inspanning kost.
4 [3]. Desgevraagd doet de verantwoordelijke [gebruiker
tevens] mededelingen omtrent de logica die ten grondslag ligt aan de
geautomatiseerde verwerking [het gebruik] van hem betreffende
gegevens [de persoonsinformatie].
1. Degene [De eigenaar is verantwoordelijk voor de kwaliteit van
zijn persoonsinformatie voor gebruik waarvan vrijwillige
handelingsovereenkomst geldt. Kwaliteitsverantwoordelijkheid draagt de
eigenaar tevens voor persoonsinformatie onderhevig aan wettelijke
handelingsverplichting, zij het nadrukkelijk beperkt tot de informatie
waarover de eigenaar beschikkingsrecht heeft en na voldoende kennisgeving
over gebruik volgens de wettelijke handelingsverplichting. De eigenaar
geeft verbeterde] aan wie overeenkomstig artikel 35 kennis is gegeven
van hem betreffende persoonsgegevens [persoonsinformatie], kan
[door aan] de verantwoordelijke [gebruiker] verzoeken deze te
verbeteren, aan te vullen, te verwijderen, of af te schermen indien
deze [informatie] feitelijk onjuist zijn [is], voor het
doel of de doeleinden van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend
zijn dan wel anderszins in strijd met een wettelijk voorschrift worden
verwerkt [uitvoering van de vrijwillige handelingsovereenkomst of
wettelijke handelingsverplichting]. Het verzoek bevat de aan te brengen
wijzigingen.
2. De verantwoordelijke [gebruiker] bericht de verzoeker
[eigenaar] binnen vier [twee] weken na ontvangst van het
verzoek [diens opgave van verbeteringen] schriftelijk of dan wel in
hoeverre hij daaraan voldoet [over de bijgewerkte
informatieverzameling]. Een [gehele ofwel gedeeltelijke] weigering is met
redenen omkleed [die uitsluitend als gerechtvaardigd kunnen worden
aangemerkt wanneer deze zijn gebaseerd op wetgeving danwel de betreffende
overeenkomst met de eigenaar].
3. De verantwoordelijke draagt zorg dat een beslissing tot
verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming zo spoedig mogelijk
wordt uitgevoerd.
4 [3]. Indien de persoonsgegevens [persoonsinformatie]
zijn [is] vastgelegd op een gegevensdrager [informatiedrager]
waarin geen wijzigingen kunnen worden aangebracht, dan treft hij de
voorzieningen die nodig zijn om de gebruiker van de gegevens te informeren
over de onmogelijkheid van verbetering, aanvulling, verwijdering of
afscherming ondanks het feit dat er grond is voor aanpassing van de
gegevens op grond van dit artikel [vervangt de gebruiker de gehele
informatiedrager].
5 [4]. Het bepaalde in het eerste tot en met derde lid is
niet [nadrukkelijk] van toepassing op bij de wet ingestelde openbare
registers, indien [tenzij] in die wet een bijzondere procedure voor de
verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming van gegevens is
opgenomen [voor ontneming van het beschikkingsrecht van de persoon over
zijn persoonsinformatie.]
1. Indien een gewichtig belang van de verzoeker [eigenaar] dit
eist, voldoet [verschaft] de verantwoordelijke [gebruiker zoveel sneller] aan een
verzoek [opgave] als bedoeld in de artikelen 35 [17] en
36 [18], [dan wel opgave] in een andere dan schriftelijke vorm, [als] die aan dat belang is aangepast [redelijk vereist].
2. De verantwoordelijke [gebruiker en eigenaar] draagt
[dragen wederzijds] zorg voor een deugdelijke vaststelling van de [hun]
identiteit van de verzoeker.
3. De verzoeken [opgaven], bedoeld in de artikelen 35 [17]
en 36 [18], worden ten aanzien van minderjarigen [natuurlijke personene] die de leeftijd van
zestien jaren nog niet hebben bereikt, en ten aanzien van onder curatele
gestelden gedaan door hun wettelijke vertegenwoordigers. De betrokken
mededeling geschiedt eveneens aan de wettelijke vertegenwoordigers.
1. De verantwoordelijke [gebruiker] die [in zijn
informatieverzameling] naar aanleiding van een verzoek [opgave] op
grond van artikel 36 [18] persoonsgegevens
[persoonsinformatie] heeft verbeterd, aangevuld, verwijderd of afgeschermd,
is verplicht om aan derden [verdere gebruikers] aan wie de
gegevens daaraan voorafgaand zijn verstrekt [die persoonsinformatie uit
bedoelde informatieverzameling overnemen], zo spoedig mogelijk
[binnen een week, of zoveel eerder als het belang van de eigenaar dat
vereist], kennis te geven van de verbetering, aanvulling,
verwijdering of afscherming, tenzij dit onmogelijk blijkt of een
onevenredige inspanning kost.
2. De verantwoordelijke [gebruiker] doet aan de verzoeker [de eigenaar]
, bedoeld in artikel 36, desgevraagd opgave [binnen twee weken
verslag] van degenen aan wie hij de mededeling heeft gedaan.
1. De verantwoordelijke [gebruiker] kan voor een bericht als
bedoeld in artikel 35 [17] geen bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur vast te stellen [een] vergoeding van kosten verlangen die
ten hoogste € 5 bedraagt [opgenomen is in de vrijwillige
handelingsovereenkomst]. Als het een wettelijke handelingsverplichting
betreft, geldt als vergoeding wat de desbetreffende wet daarvoor
bepaalt.
2. De vergoeding wordt teruggegeven in geval de verantwoordelijke op
verzoek van de betrokkene, op aanbeveling van het College of op bevel van
de rechter tot verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming is
overgegaan.
3. Het bedrag genoemd in het eerste lid kan in bijzondere gevallen
bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd.
1. Indien gegevens het voorwerp zijn van verwerking op grond van
artikel 8, onder e en f, kan de betrokkene daartegen bij de
verantwoordelijke te allen tijde verzet aantekenen in verband met zijn
bijzondere persoonlijke omstandigheden.
2. De verantwoordelijke beoordeelt binnen vier weken na ontvangst van
het verzet of het verzet gerechtvaardigd is. Indien het verzet
gerechtvaardigd is beëindigt hij terstond de verwerking.
3. De verantwoordelijke kan voor het in behandeling nemen van een
verzet een vergoeding van kosten verlangen, die niet hoger mag zijn dan een
bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag. De
vergoeding wordt teruggegeven in geval het verzet gegrond wordt
bevonden.
4. Dit artikel is niet van toepassing op openbare registers die bij
de wet zijn ingesteld.
1. Indien gegevens worden verwerkt in verband met de totstandbrenging
of de instandhouding van een directe relatie tussen de verantwoordelijke of
een derde en de betrokkene met het oog op werving voor commerciële of
charitatieve doelen, kan de betrokkene daartegen bij de verantwoordelijke
te allen tijde kosteloos verzet aantekenen.
2. In geval van verzet treft de verantwoordelijke de maatregelen om
deze vorm van verwerking terstond te beëindigen.
3. De verantwoordelijke die voornemens is persoonsgegevens aan derden
te verstrekken of voor rekening van derden te gebruiken voor het in het
eerste lid bedoelde doel, neemt passende maatregelen om de betrokkenen de
mogelijkheden bekend te maken tot het doen van verzet. De bekendmaking
vindt plaats via een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op
een andere geschikte wijze. Bij regelmatige verstrekking aan derden of
gebruik voor rekening van derden vindt de bekendmaking ten minste eens per
jaar plaats.
4. De verantwoordelijke die persoonsgegevens verwerkt voor het in het
eerste lid bedoelde doel, draagt zorg dat, indien daartoe rechtstreeks een
boodschap aan de betrokkene wordt toegezonden, deze daarbij telkens wordt
gewezen op de mogelijkheid tot het doen van verzet.
1. Niemand kan worden onderworpen aan een besluit waaraan voor hem
rechtsgevolgen zijn verbonden of dat hem in aanmerkelijke mate treft,
indien dat besluit alleen wordt genomen op grond van een geautomatiseerde
verwerking van persoonsgegevens bestemd om een beeld te krijgen van
bepaalde aspecten van zijn persoonlijkheid.
2. Het eerste lid is niet van toepassing, indien het daar bedoelde
besluit:
a. wordt genomen in het kader van het sluiten of uitvoeren van een
overeenkomst en
1. aan het verzoek van de betrokkene is voldaan of
2. passende maatregelen zijn genomen ter bescherming van zijn
gerechtvaardigd belang, of
b. zijn grondslag vindt in een wet waarin maatregelen zijn vastgelegd die
strekken tot bescherming van het gerechtvaardigde belang van de
betrokkene.
3. Een passende maatregel als bedoeld in het tweede lid, onder a, is
getroffen indien de betrokkene in de gelegenheid is gesteld omtrent het
besluit als bedoeld in het eerste lid, zijn zienswijze naar voren te
brengen.
4. In het geval, bedoeld in het tweede lid, deelt de
verantwoordelijke de betrokkene de logica mee die ten grondslag ligt aan de
geautomatiseerde verwerking van hem betreffende gegevens.
De verantwoordelijke kan de artikelen 9, eerste lid, 30, derde lid,
33, 34 en 35 buiten toepassing laten voor zover dit noodzakelijk is in het
belang van:
a. de veiligheid van de staat;
b.de voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten;
c. gewichtige economische en financiële belangen van de staat en andere
openbare lichamen;
d. het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften die zijn
gesteld ten behoeve van de belangen, bedoeld onder b en c, of
e. de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van
anderen.
1. Indien een verwerking plaatsvindt door instellingen of diensten
voor wetenschappelijk onderzoek of statistiek, en de nodige voorzieningen
zijn getroffen om te verzekeren dat de persoonsgegevens uitsluitend voor
statistische en wetenschappelijke doeleinden kunnen worden gebruikt, kan de
verantwoordelijke een mededeling als bedoeld in artikel 34 achterwege laten
en weigeren aan een verzoek als bedoeld in artikel 35 te voldoen.
2. Indien een verwerking plaatsvindt van persoonsgegevens die deel
uitmaken van archiefbescheiden die ingevolge de artikelen 12 of 13 van
de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats, kan de
verantwoordelijke een mededeling als bedoeld in artikel 34 achterwege
laten.
Een beslissing op een verzoek als bedoeld in de artikelen 30, derde
lid, 35, 36 en 38, tweede lid, alsmede een beslissing naar aanleiding van
de aantekening van verzet als bedoeld in de artikelen 40 of 41 gelden voor
zover deze is genomen door een bestuursorgaan als een besluit in de zin van
de Algemene wet bestuursrecht.
1. Indien een beslissing als bedoeld in artikel 45 is genomen door
een ander dan een bestuursorgaan, kan de belanghebbende zich tot de
rechtbank wenden met het schriftelijk verzoek, de verantwoordelijke te
bevelen alsnog een verzoek als bedoeld in de artikelen de artikelen 30,
derde lid, 35, 36 en 38, tweede lid, toe of af te wijzen dan wel een verzet
als bedoeld in de artikelen 40 of 41 al dan niet te honoreren.
2. Het verzoekschrift moet worden ingediend binnen zes weken na
ontvangst van het antwoord van de verantwoordelijke. Indien de
verantwoordelijke niet binnen de gestelde termijn heeft geantwoord, moet
het verzoekschrift worden ingediend binnen zes weken na afloop van die
termijn.
3. De rechtbank wijst het verzoek toe, voor zover zij dit gegrond
oordeelt. Alvorens de rechtbank beslist, stelt zij zo nodig de
belanghebbenden in de gelegenheid hun zienswijze naar voren te
brengen.
4. De indiening van het verzoekschrift behoeft niet door een advocaat
te geschieden.
5. De derde afdeling van de vijfde titel van het Tweede Boek van het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige
toepassing.
6. De rechtbank kan partijen en anderen verzoeken binnen een door
haar te bepalen termijn schriftelijke inlichtingen te geven en onder hen
berustende stukken in te zenden. De verantwoordelijke en belanghebbende
zijn verplicht aan dit verzoek te voldoen. De artikelen 8:45, tweede en
derde lid, en 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van
overeenkomstige toepassing.
1. De belanghebbende kan zich ook binnen de termijn bepaald voor het
beroep op grond van de Algemene wet bestuursrecht, dan wel die, bedoeld in
artikel 46, tweede lid, tot het College wenden met het verzoek te
bemiddelen of te adviseren in zijn geschil met de verantwoordelijke, dan
wel gebruik maken van een geschillenbeslechtingsregeling op grond van een
gedragscode ten aanzien waarvan een verklaring is afgegeven als bedoeld in
artikel 25, eerste lid. In dat geval kan in afwijking van artikel 6:7 van
de Algemene wet bestuursrecht het beroep nog worden ingesteld, dan wel de
procedure ingevolge artikel 46 nog aanhangig worden gemaakt nadat de
belanghebbende van het College of ingevolge een
geschillenbeslechtingsregeling op grond van een gedragscode ten aanzien
waarvan een verklaring is afgegeven als bedoeld in artikel 25, eerste lid,
bericht heeft ontvangen dat de behandeling van de zaak is beëindigd, doch
uiterlijk zes weken na dat tijdstip.
2. Tijdens de behandeling van het beroep en de procedure, bedoeld in
het eerste lid, kunnen de instanties die zijn belast met de behandeling van
het geschil, het advies van het College inwinnen.
De instanties die zijn belast met de behandeling van het geschil,
zenden afschrift van hun uitspraak aan het College.
1. Indien iemand schade lijdt doordat ten opzichte van hem in strijd wordt gehandeld met de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften zijn de volgende leden van toepassing, onverminderd de aanspraken op grond van andere wettelijke regels.
2. Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding.
3. De verantwoordelijke [gebruiker] is aansprakelijk voor de
schade of het nadeel, voortvloeiende uit het niet-nakomen van de in het
eerste lid bedoelde voorschriften. De bewerker is aansprakelijk voor die
schade of dat nadeel, voor zover ontstaan door zijn werkzaamheid.
4. De verantwoordelijke of de bewerker [gebruiker] kan geheel of
gedeeltelijk worden ontheven van [de gevolgen van] deze aansprakelijkheid,
indien hij bewijst dat de schade hem niet kan worden toegerekend.
1. Indien de verantwoordelijke of de bewerker
[gebruiker] handelt in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde en
een ander daardoor schade lijdt of dreigt te lijden,
kan de rechter hem op vordering van die ander zodanig gedrag verbieden en hem bevelen maatregelen te treffen tot herstel
van de gevolgen van dat gedrag.
2. Een verwerking kan niet ten grondslag worden gelegd aan een
vordering van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van
de Algemene wet bestuursrecht of artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek,
voor zover degene die door deze verwerking wordt getroffen, daartegen
bezwaar heeft.
1. Er is een College bescherming persoonsgegevens dat [Onze
Minister heeft] tot taak heeft toe te zien op de verwerking
[het gebruik] van persoonsgegevens [persoonsinformatie],
overeenkomstig het bij en krachtens de wet bepaalde. Tevens houdt het
College [Onze Minister] toezicht op de verwerking [het gebruik]
van persoonsgegevens [persoonsinformatie] in Nederland, wanneer
de verwerking [het gebruik] plaatsvindt overeenkomstig het recht van
een ander land van de Europese Unie.
2. Het College [De Wetenschappelijke Raad voor het
Regeringsbeleid en de Nationale Ombudsman] wordt [worden] om advies
gevraagd [en geven zonodig ongevraagd advies] over voorstellen van wet en
ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur die geheel of voor een
belangrijk deel betrekking hebben op de verwerking [het gebruik] van
persoonsgegevens [persoonsinformatie].
1. Het College vervult overigens de taken, hem bij wet en ingevolge
verdrag opgedragen.
2. Het College vervult zijn taken in onafhankelijkheid.
1. Het College bestaat uit een voorzitter en twee andere leden. Bij
het College kunnen voorts buitengewone leden worden benoemd. Bij de
benoeming van buitengewone leden wordt spreiding over de onderscheidene
sectoren van de maatschappij nagestreefd.
2. De voorzitter moet voldoen aan de bij of krachtens artikel 1d van
de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren gestelde vereisten voor
benoembaarheid tot rechter in een rechtbank.
3. De voorzitter wordt bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze
Minister benoemd voor een tijdvak van zes jaar. De andere twee leden en de
buitengewone leden worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze
Minister, benoemd voor een tijdvak van vier jaar. De leden kunnen terstond
worden herbenoemd. Op eigen verzoek worden zij door Onze Minister
ontslagen.
4. Er is een Raad van advies die het College adviseert over algemene
aspecten van de bescherming van persoonsgegevens. De leden zijn afkomstig
uit de onderscheidene sectoren van de maatschappij en worden benoemd door
Onze Minister op voordracht van het College. De leden worden benoemd voor
ten hoogste vier jaar. Herbenoeming kan twee maal en telkens voor ten
hoogste vier jaar plaatsvinden. Bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur wordt de vergoeding van de kosten aan de leden vastgesteld.
1. Aan een lid wordt bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze
Minister, ontslag verleend met ingang van de eerste maand volgend op die
waarin hij de leeftijd van vijfenzestig jaar bereikt.
2. De artikelen 46c, 46d, tweede lid, 46f, 46g, 46i, met uitzondering
van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste en derde lid, 46m, 46n,
46o en 46p van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren zijn van
overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
a. de disciplinaire maatregel als bedoeld in artikel 46c, eerste lid,
ten aanzien van de leden van het College door de voorzitter van het College
wordt opgelegd;
b. het in artikel 46c, eerste lid, onderdeel b, genoemde verbod zich in
een onderhoud of een gesprek in te laten met partijen of haar advocaten of
gemachtigden of een bijzondere inlichting of schriftelijk stuk van hen aan
te nemen niet op de leden van het College van toepassing is.
1. De voorzitter en de andere twee leden genieten een bezoldiging
voor hun werkzaamheden. De buitengewone leden genieten een zittingsgeld.
Hun rechtspositie wordt nader geregeld bij algemene maatregel van
bestuur.
2. De voorzitter en de andere twee leden mogen zonder toestemming van
Onze Minister geen andere werkzaamheden verrichten waarvoor een beloning
wordt genoten indien deze werkzaamheden door hun aard of omvang
onverenigbaar zijn met hun werkzaamheden voor het College.
1. Het College heeft een secretariaat, waarvan de ambtenaren door
Onze Minister, op voordracht van de voorzitter, worden benoemd, geschorst
en ontslagen.
2. De voorzitter geeft leiding aan de werkzaamheden van het College
en van het secretariaat.
3. Het College stelt een bestuursreglement vast. Dit bevat in
ieder geval regels over het financiële beheer en de administratieve
organisatie, alsmede over werkwijzen en procedures met het oog op een goede
en zorgvuldige uitoefening van de verschillende taken. Daarbij wordt
voorzien in waarborgen tegen vermenging van de toezichthoudende,
adviserende en sanctionerende taak van het College. Tevens kan het een
nadere regeling geven van de Raad van advies, als bedoeld in artikel 53,
vierde lid.
4. Het reglement alsmede elke wijziging daarvan wordt zo spoedig
mogelijk gezonden aan Onze Minister en behoeft diens goedkeuring.
1. Het College wordt vertegenwoordigd door de voorzitter en de twee
andere leden, dan wel door een van hen.
2. De leden stellen een verdeling van taken vast en betrekken hierbij
zoveel mogelijk de buitengewone leden.
Het College stelt jaarlijks vóór 1 september een verslag op van de
werkzaamheden, het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid en
doeltreffendheid van zijn werkwijze in het bijzonder in het afgelopen
kalenderjaar. Het verslag wordt aan Onze Minister[, aan de Staten Generaal]
en aan de functionarissen voor de gegevensbescherming als bedoeld in
artikel 62 toegezonden en algemeen verkrijgbaar gesteld.
1. Het College verstrekt desgevraagd aan Onze Minister de voor de
uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. Onze Minister [en de
leden van de Staten Generaal] kan [kunnen] inzage vorderen van zakelijke
gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak
nodig is.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het College de
informatie van derden heeft verkregen onder de voorwaarde dat het geheime
karakter daarvan wordt gehandhaafd.
1. Het College [Onze Minister] kan ambtshalve of op verzoek van
een belanghebbende, een onderzoek instellen naar de wijze waarop ten
aanzien van gegevensverwerking [informatiegebruik] toepassing wordt
gegeven aan het bepaalde bij of krachtens de wet.
2. Het College [Onze Minister] brengt zijn voorlopige
bevindingen ter kennis van [de eigenaar, de Tweede Kamer en] de
verantwoordelijke [gebruiker] of de groep van
verantwoordelijken [gebruikers] die bij het onderzoek zijn betrokken
en stelt hen in de gelegenheid hun zienswijze daarop te geven.
Houden de voorlopige bevindingen verband met de uitvoering van enige
wet, dan brengt het College [Onze Minister] deze tevens ter kennis
van Onze [de] Minister die het aangaat.
3. In geval van een onderzoek, ingesteld op verzoek van een
belanghebbende, doet het College aan deze mededeling van zijn bevindingen,
tenzij zodanige mededeling onverenigbaar is met het doel van de
gegevensverwerking of de aard van de persoonsgegevens, dan wel gewichtige
belangen van anderen dan de verzoeker, de verantwoordelijke daaronder
begrepen, daardoor onevenredig zouden worden geschaad. Indien het
mededeling van zijn bevindingen achterwege laat, zendt het de
belanghebbende zodanig bericht als hem geraden voorkomt.
1. Met het toezicht op de naleving als bedoeld in artikel 51, eerste
lid zijn belast de leden en buitengewone leden van het College, de
ambtenaren van het secretariaat van het College, alsmede de bij besluit van
het College aangewezen personen.
2. De in het eerste lid bedoelde personen zijn bevoegd een woning te
betreden zonder toestemming van de bewoner.
3. De in het eerste lid bedoelde personen behoeven voor de
uitoefening van de in het tweede lid omschreven bevoegdheid de
uitdrukkelijke en bijzondere volmacht van het College, onverminderd het
bepaalde in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden.
4. Het College is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter
handhaving van artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht,
voor zover het betreft de verplichting tot het verlenen van medewerking aan
een bij of krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaar.
5 1. Geen beroep is mogelijk op een geheimhoudingsplicht, voor zover
inlichtingen of medewerking wordt verlangd in verband met de eigen
betrokkenheid bij de verwerking [het gebruik] van persoonsgegevens
[persoonsinformatie].
6 2. Het College [Onze Minister] is desgevraagd verplicht aan de
toezichthoudende autoriteiten van de andere lidstaten van de Europese Unie
alle medewerking te verlenen voor zover dat noodzakelijk is voor de
uitvoering van hun [onder meer door geldende Europese wetgeving bepaalde]
taken.
Een verantwoordelijke of een organisatie waarbij verantwoordelijken
zijn aangesloten [gebruiker] kan een eigen functionaris voor de
gegevensbescherming [informatiebescherming] benoemen, onverminderd
de bevoegdheden van het College [Onze Minister] ingevolge hoofdstuk 9 en
10 van deze wet.
1. Als functionaris kan slechts worden benoemd een natuurlijke persoon die voor de vervulling van zijn taak over toereikende kennis beschikt en voldoende betrouwbaar kan worden geacht.
2. De functionaris kan wat betreft de uitoefening van zijn functie geen
aanwijzingen ontvangen van de verantwoordelijke of van de
organisatie [gebruiker] die hem heeft benoemd. Hij ondervindt geen
nadeel van de uitoefening van zijn taak. De verantwoordelijke
[gebruiker] stelt de functionaris in de gelegenheid zijn taak naar behoren
te vervullen. De functionaris kan de kantonrechter [rechter]
verzoeken te bepalen dat de verantwoordelijke [gebruiker] gevolg
dient te geven aan hetgeen in de tweede volzin is
bepaald.
3. De functionaris oefent zijn taken eerst uit nadat de
verantwoordelijke of de organisatie die hem heeft benoemd,
[gebruiker] hem heeft aangemeld bij het College [Onze Minister].
Het College [Onze Minister] houdt een lijst bij van aangemelde
functionarissen.
4. De functionaris is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem op
grond van een klacht of een verzoek van betrokkene [eigenaar] is
bekend geworden, tenzij de betrokkene [eigenaar] in bekendmaking
toestemt.
5. De functionaris stelt [doet Onze Minister] jaarlijks
een verslag op van zijn werkzaamheden en bevindingen.
1. De functionaris ziet toe op de verwerking [het gebruik]
van persoonsgegevens [persoonsinformatie] overeenkomstig het bij en
krachtens de wet bepaalde. Het toezicht strekt zich uit tot de
verwerking [het gebruik] van persoonsgegevens
[alle persoonsinformatie] door de verantwoordelijke [gebruiker] die
hem heeft benoemd of door de verantwoordelijken die zijn aangesloten bij de
organisatie die hem heeft benoemd.
2. Indien op de verwerking een krachtens artikel 25 vastgestelde
gedragscode van toepassing is, strekt het toezicht mede uit tot de naleving
van deze code.
3. De verantwoordelijke of de organisatie als bedoeld in het eerste
lid draagt zorg dat de functionaris ter vervulling van zijn taak over
bevoegdheden beschikt die gelijkwaardig zijn aan de bevoegdheden zoals
geregeld in Afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht.
4 [2]. De functionaris kan aanbevelingen doen aan de
verantwoordelijke [gebruiker] die strekken tot een betere
bescherming van de gegevens die worden verwerkt [eigenaar]. In
gevallen van twijfel overlegt hij met het College [Onze
Minister].
Het College is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter
handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde
verplichtingen.
1. Indien de verantwoordelijke [enig persoon] handelt in
strijd met hetgeen bij of krachtens artikel 27, 28 of 79, eerste
lid, [deze wet] is bepaald kan het College hem een bestuurlijke
boete opleggen van ten hoogste € 4500. [het Strafrecht van
toepassing].
2. Het College legt geen boete op indien de verantwoordelijke
aannemelijk maakt dat hem van de overtreding geen verwijt kan worden
gemaakt.
3. Bij de vaststelling van de hoogte van de boete houdt het College
in ieder geval rekening met de ernst en de duur van de overtreding.
4. De werkzaamheden in verband met de uitvoering van artikel 69 en 70
worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij de
opstelling van het in artikel 67, eerste lid, bedoelde rapport en het
daaraan voorafgaande onderzoek.
5. De bevoegdheid tot het opleggen van een boete vervalt indien ter
zake van de overtreding op grond waarvan de boete kan worden opgelegd,
tegen de overtreder een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter
terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot
strafvervolging is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van
Strafrecht.
1. Indien het College vaststelt dat een overtreding als bedoeld in
artikel 66, eerste lid, is begaan en dat daarvoor een boete dient te worden
opgelegd, maakt het daarvan een rapport op.
2. In het rapport [de tenlastelegging] worden in ieder
geval vermeld:
a. de overtreding, onder verwijzing naar het desbetreffende wettelijke
voorschrift;
b. een aanduiding van de plaats waar en het tijdstip waarop de overtreding
is begaan;
c. de feiten en omstandigheden op grond waarvan is vastgesteld dat een
overtreding is begaan.
3. Een afschrift van het rapport wordt toegezonden aan de in artikel
66, eerste lid, bedoelde verantwoordelijke.
4. Op verzoek van de verantwoordelijke die het rapport wegens zijn
gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt draagt het
College er zoveel mogelijk zorg voor dat de inhoud van het rapport aan de
betrokkene wordt meegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.
De verantwoordelijke jegens wie een handeling is verricht waaraan hij
in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een
overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake
daarvan enige verklaring af te leggen. De verantwoordelijke wordt hiervan
in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt
gevraagd.
1. In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht
stelt het College de verantwoordelijke als bedoeld in artikel 66, eerste
lid, in de gelegenheid om binnen een redelijke termijn [twee weken] naar
keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te
brengen.
2. Indien de verantwoordelijke als bedoeld in artikel 66, eerste lid,
zijn zienswijze mondeling naar voren brengt en de Nederlandse taal
onvoldoende begrijpt, draagt het College op verzoek van de
verantwoordelijke zorg voor benoeming van een tolk die de verantwoordelijke
kan bijstaan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen
behoefte bestaat.
1. Het college doet aangifte bij het OM. Een boete wordt opgelegd bij
beschikking van het College.
2. In de beschikking worden in ieder geval vermeld:
a. de te betalen geldsom;
b. de overtreding ter zake waarvan zij is ge[daan]geven, onder verwijzing
naar het desbetreffende wettelijke voorschrift [of de desbetreffende
overeenkomst];
c. de in artikel 67, tweede lid, onder b en c, bedoelde gegevens.
3. Op verzoek van de verantwoordelijke die de beschikking wegens zijn
gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt draagt het
College er zoveel mogelijk zorg voor dat de inhoud van de beschikking aan
de verantwoordelijke wordt meegedeeld in een voor hem begrijpelijke
taal.
De werking van een beschikking als bedoeld in artikel 70 wordt
opgeschort totdat de bezwaartermijn is verstreken of, indien bezwaar is
gemaakt, op het bezwaar is beslist.
De bevoegdheid tot het opleggen van een boete vervalt vijf jaren
nadat de overtreding is begaan.
1. Een boete wordt betaald binnen zes weken nadat de beschikking
waarbij de boete is opgelegd, in werking is getreden.
2. Indien niet is betaald binnen de in het eerste lid genoemde
termijn, wordt degene die de boete is verschuldigd schriftelijk bevolen
binnen twee weken alsnog het bedrag van de boete, verhoogd met de kosten
van de aanmaning te betalen.
3. Bij gebreke van betaling binnen de in het tweede lid genoemde
termijn, kan het College de verschuldigde boete, verhoogd met de op de
aanmaning en invordering betrekking hebbende kosten, invorderen bij
dwangbevel.
4. Het dwangbevel wordt op kosten van degene die de boete is
verschuldigd bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale
titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering.
5. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen
het dwangbevel open door dagvaarding van de staat.
6. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging. Op verzoek van de staat
kan de rechter de schorsing van de tenuitvoerlegging opheffen.
Onze Minister kan beleidsregels vaststellen over de uitoefening van
de bevoegdheid van het College tot de oplegging van boeten.
1. De verantwoordelijke die in strijd handelt met hetgeen bij of
krachtens artikel 4, derde lid, 27, 28 of 78, tweede lid, onder a, is
bepaald, wordt gestraft met geldboete van de tweede categorie.
2. De verantwoordelijke die een feit als bedoeld in het eerste lid,
opzettelijk begaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes
maanden of geldboete van de derde categorie.
3 [1]. De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten zijn
overtredingen. De in het tweede lid strafbaar gestelde feiten zijn
[of] misdrijven.
4 [2]. Met de opsporing van de in dit artikel omschreven
feiten zijn behalve de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek
van Strafvordering aangewezen ambtenaren belast de door Onze Minister
daartoe aangewezen ambtenaren van het secretariaat van het College.
5. Het recht tot strafvervolging vervalt niet indien het
College reeds een boete heeft opgelegd.
1. Persoonsgegevens [Persoonsinformatie] die aan een
verwerking worden onderworpen of die bestemd zijn om na hun [komt
eveneens slechts in aanmerking voor] doorgifte [gebruik] te
worden verwerkt, worden slechts naar [in] een land buiten de Europese
Unie doorgegeven indien, onverminderd de naleving van de wet, [de
gebruiker in dat land partij is in een dienovereenkomstige vrijwillige
handelingsovereenkomst met de eigenaar, respectievelijk het bereik van de
wettelijke handelingsverplichting zich tot die gebruiker aldaar uitstrekt]
een passend beschermingsniveau waarborgt.
2. Het passend karakter van het beschermingsniveau wordt beoordeeld
gelet op de omstandigheden die op de doorgifte van gegevens of op een
categorie gegevensdoorgiften van invloed zijn. In het bijzonder wordt
rekening gehouden met de aard van de gegevens, met het doeleinde of de
doeleinden en met de duur van de voorgenomen verwerking of verwerkingen,
het land van herkomst en het land van eindbestemming, de algemene en
sectoriële rechtsregels die in het betrokken derde land gelden, alsmede de
regels van het beroepsleven en de veiligheidsmaatregelen die in die landen
worden nageleefd.
1. In afwijking van artikel 76 kan een doorgifte of een categorie van
doorgiften van persoonsgegevens naar een derde land dat geen waarborgen
biedt voor een passend beschermingsniveau, plaatsvinden indien:
a. de betrokkene daarvoor zijn ondubbelzinnige toestemming heeft
gegeven;
b. de doorgifte noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeenkomst
tussen de betrokkene en de verantwoordelijke, of voor het nemen van
precontractuele maatregelen naar aanleiding van een verzoek van de
betrokkene en die noodzakelijk zijn voor het sluiten van een
overeenkomst;
c. de doorgifte noodzakelijk is voor de sluiting of uitvoering van een in
het belang van de betrokkene tussen de verantwoordelijke en een derde
gesloten of te sluiten overeenkomst;
d. de doorgifte noodzakelijk is vanwege een zwaarwegend algemeen belang,
of voor de vaststelling, de uitvoering of de verdediging in rechte van enig
recht;
e. de doorgifte noodzakelijk is ter vrijwaring van een vitaal belang van
de betrokkene, of
f. de doorgifte geschiedt vanuit een register dat bij wettelijk
voorschrift is ingesteld en dat door een ieder dan wel door iedere persoon
die zich op een gerechtvaardigd belang kan beroepen, kan worden
geraadpleegd, voor zover in het betrokken geval is voldaan aan de
wettelijke voorwaarden voor raadpleging.
2. In afwijking van het eerste lid, kan Onze Minister, gehoord het
College, een vergunning geven voor een doorgifte of een categorie
doorgiften van persoonsgegevens naar een derde land dat geen waarborgen
voor een passend beschermingsniveau biedt. Aan de vergunning worden de
nadere voorschriften verbonden die nodig zijn om de bescherming van de
persoonlijke levenssfeer en de fundamentele rechten en vrijheden van
personen, alsmede de uitoefening van de daarmee verband houdende rechten te
waarborgen.
1. Onze Minister stelt de Commissie van de Europese Gemeenschappen in kennis van:
a. de gevallen waarin, [naar het oordeel van de eigenaar of] naar zijn [eigen] oordeel,
een derde land geen waarborgen voor een passend beschermingsniveau [gebruik
van persoonsinformatie] biedt in de zin van deze wet artikel 76, eerste
lid, en.
b. van een vergunning als bedoeld in artikel 77, tweede lid
2. Indien zulks voortvloeit uit een besluit van de Commissie van de Europese Gemeenschappen of de Raad van de Europese Unie, bepaalt Onze Minister bij ministeriële regeling of bij beschikking dat:
a. de doorgifte naar een land buiten de Europese Unie is verboden;
b. een land buiten de unie geacht wordt een passend
beschermingsniveau [gebruiksregime] te waarborgen, of.
c. een op grond van artikel 77, tweede lid, verleende vergunning wordt
ingetrokken of gewijzigd
3. De in het eerste lid, onder a en b, bedoelde kennisgevingen
worden gepubliceerd in de Staatscourant.
1. Binnen een jaar na [Door] inwerkingtreding van deze wet worden
[wordt] de gegevensverwerkingen [het gebruik van persoonsinformatie] die
[dat] op dat tijdstip reeds plaatsvonden [plaatsvond], in overeenstemming
gebracht met deze wet en worden [wordt] deze [dat gebruik] gemeld als bedoeld
in artikel 27 bij het College [Onze Minister] of de
functionaris. Bij algemene maatregel van bestuur kan de termijn, bedoeld
in de eerste volzin, worden verlengd tot ten hoogste drie jaren voor wat
betreft de verplichting tot melding.
2. Voor de aanpassing van de verwerking van bijzondere gegevens aan
paragraaf 2 van hoofdstuk 2 geldt een termijn van drie jaren met dien
verstande dat voor verwerkingen die al plaatsvonden en noodzakelijk zijn
voor de uitvoering van overeenkomsten tot stand gekomen voor het tijdstip
van inwerkingtreding van deze wet, niet opnieuw toestemming behoeft te
worden gevraagd als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onder a.
3. Artikel 32, tweede lid, is niet van toepassing op de verwerkingen
als bedoeld in artikel 31, eerste en derde lid, die reeds plaatsvonden op
het tijdstip van inwerkingtreding van de wet, onderscheidenlijk van de wet
of de algemene maatregel van bestuur waarbij zij zijn aangewezen.
Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties zenden binnen vijf jaren [jaarlijks] na de
inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de
doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
De Wet persoonsregistraties [bescherming persoonsgegevens van 6
juli 2000] wordt ingetrokken.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk [wetgevend]
besluit te bepalen tijdstip.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet bescherming persoonsgegevens
[Persoonsinformatie].
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 6 juli 2000 [datum]
Beatrix [De Nederlandse burgers, Onze wetgevende
vertegenwoordiging]
[Voor accoord ter uitvoering met toezicht en handhaving,
namens de uitvoeringsorganisatie,]
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals [naam]
De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid [van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties],
R. H. L. M. van Boxtel [naam]
[namens de rechtsprekende organisatie,
De President van de Hoge Raad,
naam
namens de registerorganisatie,
De Rijksarchivaris,
naam]
Uitgegeven de twintigste juli 2000 [datum]
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals [naam]
[bewerking: 2008-2009 stichting dotindividual; zie www.dotindividual.com]