voorheen: iDNA Manifest
1. Informatie over de individuele (rechts)persoon is eigendom van diezèlfde (rechts)persoon.
Opmerking: De (rechts)persoon is verder kortweg
persoon genoemd. Informatie over de individuele persoon heet kortweg
persoonsinformatie.
In persoonlijke informatie-integriteit als eerste (maatschappelijk)
beginsel komt tot uitdrukking dat de persoon geldt als primaire politieke
actor. Als zodanig heet hij burger en zijn politieke erkenning vergt dus,
nota bene, aanpassing van traditionele trias politica. Met tevens
registermacht erkend als extra faciliterende macht (zie verderop ook de
opmerking bij artikel 3), dus gescheiden van de wetgevende, rechtsprekende
respectievelijk uitvoerende macht, kent de maatschappelijke orde een
expliciet vijfvoudige politieke geleding: pentas politica.
Dit manifest regelt feitelijk, zij het beperkt tot hoofdlijnen, de formele
betrekkingen over persoonsinformatie tussen actoren in hun gevarieerde,
pentadische hoedanigheden.
2. Eigendomsrecht vestigt oorspronkelijk en volledig beschikkingsrecht van de persoon over zijn persoonsinformatie.
Opmerking: Omdat het recht over eigen informatie betreft, geldt ook de aanduiding zelfbeschikkingsrecht. Het geslacht van het woord persoon is mannelijk.
3. De persoon kan uitsluitend bij wet beperkt zijn in beschikkingsrecht over zijn persoonsinformatie.
Opmerking: Onbeperkt persoonlijk
zelfbeschikkingsrecht borgt eventueel onvoldoende vertrouwen voor
maatschappelijk verkeer met specialistische bijdragen.
Met wettelijke beperking van zelfbeschikkingsrecht wordt doorgaans tevens
zelfbeheer door de persoon van zijn overeenkomstige persoonsinformatie
beperkt. Ter waarborg van beschikbaarheid voor (een) andere perso(o)n(en)
krijgt een vertegenwoordiger van de formele registermacht het beheer van de
persoonsinformatie in kwestie opgedragen. De registermacht is een
uitbreiding van de traditionele trias politica die wetgevende,
rechtsprekende respectievelijk uitvoerende macht telt.
De relevante vertegenwoordiger(s) van de registermacht gelden voor de
persoon eveneens als andere perso(o)n(en) met bijbehorende
verantwoordingplicht aan de persoon over handeling met en beheer van diens
persoonsinformatie.
4. Zo’n beperking is tijdelijk (maximale termijn: 3 jaren), betreft een specifiek doel met het bijbehorende minimum aan specifieke persoonsinformatie en specificeert welke andere persoon beschikkingsrecht over die persoonsinformatie verkrijgt. Verlenging van de beperking vergt nieuwe wettelijke grondslag.
5. Bij beschikkingsonbekwaamheid van de persoon vervalt zijn beschikkingsrecht over zijn persoonsinformatie aan zijn wettelijke vertegenwoordiger(s).
6. De persoon kan recht op handeling met zijn beschikbare persoonsinformatie verlenen aan andere personen.
Opmerking: Handeling met informatie omvat gebruik van diezelfde informatie. Op basis van zijn zelfbeschikkingsrecht kent de persoon onlosmakelijk oorspronkelijk handelingsrecht over zijn persoonsinformatie. Het handelingsrecht dat de persoon verleent aan een andere persoon, vormt aldus àfgeleid handelingsrecht.
7. De personen bepalen in een overeenkomst voor specifieke verlening van handelingsrecht tenminste a. de persoon die handelingsrecht verleent, b. de persoon die handelingsrecht verkrijgt, c. het doel, d. de termijn en e. de relevante deelverzameling van de beschikbare persoonsinformatie.
Opmerking: Afgeleid handelingsrecht is een informatiemachtiging. De verleningsovereenkomst specificeert tevens de handelingsintensiteit, die kan variëren van een éénmalige transactie tot ònbeperkte toepassing. Ook verdienen reële ontbindende voorwaarden expliciete aandacht.
8. Handeling met persoonsinformatie kan wettelijk verplicht zijn. Voor dergelijke handeling kan de persoon geen vrijwillige verleningsovereenkomst aangaan.
Opmerking: De persoon die zo’n wettelijke
verplichting opgelegd krijgt, is in de eerste plaats de persoon zèlf.
Andere personen zijn doorgaans een publiek- of privaatrechtelijk
rechtspersoon; in die gevallen kan handelingsverplichting
persoonsinformatie betreffen waarover de persoon zèlf niet beschikt.
Voor persoonsinformatie onderhevig aan wettelijke handelingsverplichting
geldt doorgaans tegelijk een beperking van zelfbeheer; zie de opmerking bij
artikel 3 over informatiebeheer door een aangewezen vertegenwoordiger van
de registermacht.
9. Zo’n verplichting betreft eveneens afgeleid handelingsrecht, is tijdelijk (maximale termijn: 6 jaren; indien afgeleid handelingsrecht door verplichting volgt uit wettelijk bepaalde beperking van zelfbeschikking, geldt de looptijd van de beperking als de maximale termijn) en betreft het minimum aan specifieke persoonsinformatie voor een specifiek doel. Verlenging van de handelingsverplichting vergt nieuwe wettelijke grondslag.
10. De persoon is verantwoordelijk voor de kwaliteit van zijn persoonsinformatie waarvoor geen wettelijke beperking van (zelf)beschikkingsrecht geldt.
11. Toepasselijke beperking van zelfbeschikking en afgeleid handelingsrecht vormen onlosmakelijk onderdeel van persoonsinformatie.
Opmerking: In een dictatuur annex politiestaat is die beperking eveneens compleet onderhevig aan beperking van zelfbeschikking respectievelijk -gebruik.
12. De andere persoon, dus volgens afgeleid handelingsrecht, verantwoordt zich ongevraagd pèr transactie aan de persoon over handeling met diens persoonsinformatie. De rapportagetermijn is maximaal veertien dagen na voltrekking van de transactie.
13. Tot afgeleid handelingsrecht kan behoren dat de andere persoon beheer voert over — een afschrift van, ongeacht het medium — persoonsinformatie.
14. Indien de andere persoon (ook) beheer voert over beschikbare persoonsinformatie, heeft hij daarover een periodieke verantwoordingsplicht aan de persoon. De rapportagefrequentie is minimaal halfjaarlijks.
15. De persoon heeft recht op een vertrouwenspersoon voor persoonsinformatie waarvan hij weliswaar onlosmakelijk eigenaar is, maar waarover hijzèlf vanwege wettelijke beperking niet beschikt.
Opmerking: Een vertrouwenspersoon is doelafhankelijk gecertificeerd. Bijvoorbeeld, de persoon kan zijn huisarts aanwijzen voor wat betreft zijn medische persoonsinformatie indien daarvoor wettelijk beperkte zelfbeschikking geldt.
16. De persoon wendt zich voor verantwoording over handeling met en/of beheer van zijn niet-beschikbare persoonsinformatie tot de vertrouwenspersoon.
december 2005 – januari 2009 © Paul Jansen en Pieter Wisse